‘Hoe is het met je boek?’
Vandaag is het eindelijk zover: mijn proefschrift De Rode Jonker gaat naar de drukker! Na jaren noeste arbeid in mijn vrije tijd lijkt het erop alsof ik de komende twee weken daadwerkelijk kerstvakantie ga hebben. Aangezien de verdediging en boekpresentatie pas in februari zijn en deze tijd van het jaar zich wel leent voor reflectie zet ik wat vragen op een rijtje die ik in de loop van de jaren op me afgevuurd kreeg. Meet the buitenpromovendus.
Oh… Buitenpromovendus? Dus je hebt helemaal geen aanstelling?
Nee, dat klopt. Het was zeker aan het begin een behoorlijk DIY-traject. Ik had een hoogleraar die me begeleidde, en maakte onderdeel uit van een onderzoekschool. Dat gaf een zekere structuur, maar ik had geen vaste deadlines, begeleidingsplan of evaluatiemomenten en niet zo veel mensen om me heen in een vergelijkbare situatie. De afgelopen tijd zijn er meer faciliteiten voor buitenpromovendi gekomen. Zo heeft de Universiteit Leiden een Dual PhD Centre ingericht, er bestaat een expertisecentrum buitenpromoveren dat een heus handboek publiceerde en bij de Erasmus Universiteit mag je als buitenpromovendus voor het luttele bedrag van €3.200,- euro een cursus doen om te ‘leren promoveren‘.
Waarom promoveren? Je kunt toch ook ‘gewoon’ een boek schrijven?
Toen ik afstudeerde (in het antieke tijdperk, nog net voordat er researchmasters kwamen waarin studenten worden klaargestoomd voor een nog in de wacht te slepen felbegeerde promotieplek) had ik het gevoel pas net op stoom te zijn gekomen. Het schrijven van een proefschrift leek me een manier om betrokken te blijven bij de academische wereld en mijn opleiding als historicus voort te kunnen zetten. Nu ik aan het einde van het traject eindelijk doorheb wat promoveren eigenlijk inhoudt zie ik het ook niet meer alleen als een opleiding, maar als waardevolle werkervaring. Dat geldt voor de inhoudelijke kennis die ik opdeed, maar eveneens voor de organisatorische, communicatieve en persoonlijke aspecten eromheen.
Nou, wel knap van je hoor. Ik zou dat niet kunnen!
Ach ja, knap. Het heeft ook vele voordelen om niet fulltime met je onderzoek bezig te zijn en de vrijheid te hebben om daarnaast aan je eigen project te werken. Vaak was de tijd die ik voor mijn onderzoek had zodanig beperkt dat ik het heel fijn vond als ik er eindelijk mee verder kon. Bovendien bleken lange periodes dat het werk aan het proefschrift stil lag vanwege andere klussen vaak tot nieuwe inzichten te hebben geleid tegen de tijd dat ik het stof weer van de rode jonker afklopte. Maar echt snel gaat het op die manier natuurlijk niet, dus je moet je onderwerp wel leuk vinden om het vol te houden. De wonderlijke wereld van andermans leven maakte in mijn geval dat ik het de moeite waard bleef vinden. Wat zou ik nu weer in de archieven aantreffen? Welke prachtverhalen uit het verleden gaan er schuil achter deze schijnbaar willekeurige deur in de seniorenflat waar ik zo aanbel? Dit maakte het tot een intellectuele ontdekkingsreis die me veel heeft gebracht.
Hoe houd je dat vol?
Nou niet altijd even goed. Voor je gezondheid en privéleven is het niet altijd een feest als niet alleen avonden en weekenden, maar ook vakanties in het teken staan van werk. Om het boek daadwerkelijk te voltooien hielp voor mij uiteindelijk een strak schema met daarin juist wel meer ruimte om soms in de avonden en weekenden andere dingen te doen. Dat betekende in mijn geval ’s ochtends vroeg eerst twee uur schrijven, daarna verder met de overige werkzaamheden.
Zou je het anderen aanraden, promoveren in je vrije tijd?
Ja en nee. De ervaring die ik naast het werken aan mijn proefschrift opdeed had ik niet willen missen. Ik heb het gevoel me daardoor als historicus breed te hebben kunnen ontwikkelen: van het werken aan publieksboeken, tot onderzoek doen voor een tentoonstelling en heel veel colleges geven. Ik vind het enerzijds een groot voordeel dat ik deels in de academische wereld werkte, dat maakte dat ik dicht bij het vuur zat. Dat betekende anderzijds ook van tijdelijk contract naar tijdelijk contract hobbelen, en soms meerdere parttime aanstellingen combineren om rond te kunnen komen. Het helpt dus wel als je een vast inkomen voor langere tijd hebt. En het liefst ook een vaste verblijfplaats, tussen 2010 en 2014 verhuisde ik 6 keer. Niet echt een aanrader als je bezig bent daarnaast alle ballen in de lucht te houden.
Hoe is het met je boek? (Equivalent onder collega’s: heb je al een datum?)
De vraag “hoe is het met je boek?” (of, nog erger: “hoe is het met je scriptie?”), kon ik op een gegeven moment niet meer horen. “Hoe lang ben je nou al bezig?” was de onvermijdelijke vervolgvraag. Dat zal veel promovendi bekend in de oren klinken. Op een gegeven moment ben je blij als mensen het onderwerp vermijden. Ook al is het hardnekkig vermijden ervan minstens even pijnlijk. Na al die jaren werk heb ik ook vaker de vraag gekregen of dit dan mijn levenswerk is. ‘Je zal het wel zat zijn.’ Ik vrees van niet. Maar ik ga wel eerst even op vakantie.

Marinus van der Goes van Naters als student
In februari 2018 verschijnt De Rode Jonker. De eeuw van Marinus van der Goes van Naters (1900-2005). Het boek is te reserveren bij uitgeverij Boom.