Internationaal congres over parlementaire geschiedenis opgeschrikt door bezuinigingen
Op 30 mei kreeg het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG) te horen dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zijn subsidie van 0,5 miljoen euro stopzet. Dit nieuws kwam op de dag van de aanvang van het internationale congres ‘The Ideal Parliament’ in de Eerste Kamer in Den Haag, georganiseerd door het internationale netwerk EuParl.net waar het CPG de motor van is. Naast een wetenschappelijke bijeenkomst over parlementen en parlementarisme, kon het congres opeens nog een heel ander doel dienen: bewijzen dat parlementaire geschiedschrijving in Nederland een toekomst verdient.
Prof dr. Carla van Baalen, directeur van het CPG, schrijft op de instituutswebsite dat er geen twijfel bestaat over het maatschappelijke en wetenschappelijke belang van het Centrum. Het is het enige instituut op het gebied van de recente parlementaire geschiedenis in Nederland en een ‘algemeen erkend expertisecentrum voor journalisten, politici en ambtenaren’. Daarnaast is het tevens ‘de drijvende kracht achter het Europese netwerk van parlementair historici’. Dit netwerk organiseerde eind mei de conferentie ‘The Ideal Parliament’.
Deze internationale driedaagse bijeenkomst was een ideale gelegenheid om aan te tonen waarom parlementaire geschiedschrijving een belangrijk en relevant onderzoeksgebied is. De eerste ondervoorzitter van de Eerste Kamer, prof. dr. Kim Putters (PvdA), wees in zijn welkomstwoord op de meerwaarde van het congres als een kans om te leren van de geschiedenis en een blik te richten op de toekomst. Hij voegde hieraan toe dat hij hoopte dat de Nederlandse regering dit bericht ook zou horen.
Reflectie in een internationale context
In de chambre de réflection van de Nederlandse politiek gaven Putters en prof. dr. Joop van den Berg het startsein voor het congres. Beiden wezen op de betrokkenheid van de huidige Eerste Kamer bij de ontwikkelingen in de rest van de wereld en met name bij de Europese Unie.
Dat deze internationale politieke context niet van recente datum is, werd geïllustreerd aan de hand van de 17de eeuwse plafondschilderingen in de Eerste Kamer, waarop personages uit verschillende landen staan afgebeeld. Het is mede door deze internationale dimensie dat parlementaire geschiedenis zich zo goed leent voor vergelijkend onderzoek en samenwerking op Europees niveau. Dit congres was daar een goed voorbeeld van. Een internationaal gezelschap verzamelde zich onder het multiculturele plafond en in de zestien papers die werden gepresenteerd kwamen maar liefst twaalf verschillende landen aan bod.
Ontwikkeling van parlementen in de 19de eeuw
Naast inzicht in parlementaire geschiedenis en cultuur van een groot aantal landen, gaf de conferentie ook een overzicht van twee eeuwen Europese parlementaire geschiedenis. Een centraal thema in de papers over de 19de eeuw was het concept ‘transfer’. Zo liet Henk te Velde (Universiteit Leiden) zien dat het Britse en Franse parlementaire model in deze periode belangrijke voorbeelden waren voor veel andere Europese parlementen. Een overeenkomst tussen de verschillende parlementen was de haast theatrale status van het parlement. Willibald Steinmetz (Universiteit van Bielefield) illustreerde met zijn paper over het Frankfurter Parlement dat de parlementariërs toen al het ideaal van transparantie nastreefden. De balkons van dit parlement uit 1848 boden ruimte aan maar liefst 2000 vaak luidruchtige bezoekers uit alle lagen van de bevolking.
De 20ste eeuw: kritieke ontwikkelingen van de parlementaire democratie
Ondanks de soms grote bezoekersaantallen waren parlementen in de 19de eeuw toch nog vooral een praktijk van de elite. In het interbellum werden zij steeds bredere instituties. Dit werd geïllustreerd in de bijdrage van Stephanie Zloch (Georg-Eckert Institute) over de Poolse Sejm, waarin ook vrouwen en boeren vertegenwoordigd werden.
Doordat parlementen een centralere rol kregen, werden ze wellicht ook vatbaarder voor kritiek. De gepresenteerde papers over Duitsland, Frankrijk en Hongarije in de periode tussen twee wereldoorlogen illustreerden dat het ideaal van de parlementaire democratie moeilijk bleek te vervullen. Er bestond een gat tussen de politieke praktijk en het normatieve ideaal.
De parlementaire democratie blijft ook na de Tweede Wereldoorlog het dominante model, ondanks de kritiek hierop. Marie Luise Recker (Bundeskommission Parlamentarische Geschichte) stelde dat in Italië, Oostenrijk en West-Duitsland in 1945 weer heel snel voor de parlementaire democratie werd gekozen omdat er geen alternatieven waren. Dit bleek ook in de jaren zestig en zeventig toen er in Nederland vanuit actiegroeperingen zoals de studentenbeweging veel kritiek was op het parlement. Wim de Jong (RU Nijmegen) toonde aan dat zelfs voor deze groepen het parlementaire model relevant bleef. Wanneer er aan de universiteiten meer democratische bestuursvormen werden geïntroduceerd, werd dit uiteindelijk toch een soort ‘universiteitsparlement’.
Ondanks de relevantie van het parlementaire model blijkt uit verschillende papers dat teleurstelling in de parlementaire democratie van alle tijden is. Tegenwoordig is het Europees Parlement vaak onderwerp van kritiek. Jürgen Mittag (German Sport University Keulen) suggereerde dat een deel van de problemen wellicht verklaard kan worden doordat in het supranationale instituut verschillende nationale parlementaire tradities samenkomen en botsen.
Nostalgie en traditie vormen een centraal element in de parlementaire geschiedenis. Remieg Aerts (RU Nijmegen) betoogde dat er nooit toekomstidealen worden geprojecteerd op het parlement maar juist een verondersteld verleden. Vanuit deze nostalgie wordt er kritiek geleverd als een manier om actueel politiek en maatschappelijke ongenoegen te botvieren. Volgens Aerts is het juist deze functie van het parlement die haar een blijvende relevantie geeft.
De toekomst van parlementair historisch onderzoek
Door parlementen in verschillende landen en tijdvakken te bespreken gaf het congres een divers en breed beeld van zowel het ideaal als de kritiek op parlementen en parlementarisme in de afgelopen twee eeuwen. Dergelijk historisch onderzoek draagt bij aan een wetenschappelijke visie op het democratisch ideaal. Daarnaast laat het zien hoe men dit ideaal, al dan niet succesvol, in het verleden heeft proberen na te streven. Nu veel parlementen zichzelf tegenwoordig opnieuw moeten vormgeven in een steeds verder globaliserende en integrerende wereld, lijkt de relevantie van dit soort onderzoek helder. Het is nu aan het CPG om deze boodschap luid en duidelijk te laten doorklinken in de politieke arena die het zelf zo grondig bestudeert.
Wim de Jong (RU Nijmegen) en Loes van Suijlekom (Huygens ING).
Beluister het interview met Carla van Baalen bij OVT over de subsidiestop