Keurslijf of kwaliteit. De kwetsbaarheid van het schoolvak geschiedenis
‘Welke historische gebeurtenissen mogen niet ontbreken in een zwarte canon?’ Deze vraag legde de redactie van De Groene Amsterdammer voor aan universitaire historici naar aanleiding van een Zwarte Canon die Chris van der Heijden op 8 maart 2012 had gepubliceerd. Maar liefst 70 reacties kwamen binnen. Niet eerder gaven zoveel academische historici hun mening over de publieke omgang met Nederlands verleden. Dat is goed nieuws!
Geschiedenis is een vak
Het wordt vaak vergeten, maar geschiedbeoefening is een vak. Studenten geschiedenis krijgen onderricht in bronnenkritiek. Ze ontwikkelen het besef dat het vroeger anders maar niet altijd beter was en komen tot het inzicht dat het verleden geen gedetermineerd proces is. Ze leren ook dat de visie op het verleden verandert. Werd J.P. Coen (1587-1629) vroeger als triomfator van het Nederlandse kolonialisme gezien, tegenwoordig staat zijn standbeeld in Hoorn ter discussie vanwege zijn gewelddadig optreden in Indonesië. Het West-Fries Museum organiseerde zelfs een rechtszaak over de controversiële Coen.
Om naïef gebruik of misbruik van het verleden te voorkomen, zal het vak en de training van leraren serieus genomen moeten worden. Geschiedwetenschappers stonden echter lang onverschillig tegenover het onderwijs. Zo werd het schoolvak geschiedenis in de afgelopen vijftig jaar twee maal bijna afgeschaft: in 1964 wilde de inspecteur-generaal van het Onderwijs Max Goote het vak schrappen en in 1994 ontbrak geschiedenis bij de opzet van de Tweede Fase. Beide plannen haalden het niet. Maar generaties jongeren hebben tot op de dag van vandaag na hun 14e/15e jaar geen geschiedenisles gehad. In de onderbouw van veel scholen is geschiedenis verdampt in ‘wereldoriëntatie’. Eisen voor leraren richten zich voortaan alleen op didactiek en niet op vakinhoud.
Rond 1998 kwam een keerpunt. In kranten verschenen opiniestukken over de teloorgang van het geschiedenisonderwijs. De schuld lag bij de modieuze thema’s en de historische vaardigheden die leerlingen tot minihistorici zouden opleiden. De Nederlandse geschiedenis kwam te weinig aan bod. Drie staatscommissies werden ingesteld met de verwachting dat zij het hele geschiedenisonderwijs in korte tijd konden verbeteren. Aan de institutionele afbraak werd niets gedaan.
Interesse van politici
De belangstelling van politici voor geschiedenis valt toe te juichen. Maar de kritieken golden de besluiten van hun voorgangers en hun recente bemoeienis heeft ook tot extra verwarring geleid. Tekenend is dat er nog volop werd gediscussieerd over een voorgeschreven tijdvakkenkader, toen de minister een canoncommissie instelde die een lijst van vijftig canonvensters bedacht. De Raad van State bekritiseerde de verplichte invoering van de canon en 23 historici protesteerden bij de minister. Het hielp niets.
Onder druk van de Tweede Kamer kwam een verplichtende formulering tot stand. Bij Koninklijk Besluit moet nu elke leraar vijftig canonvensters als uitgangspunt gebruiken ter illustratie van tien tijdvakken. Leraren schijnen zich daar trouwens nauwelijks aan te houden. Gênant was het debacle rond het Nationaal Historisch Museum, een initiatief van de Kamer. Na jaren discussie over locatie en opzet van het museum – wel of geen canon met hutspot of chronologie – trok de staatssecretaris van Onderwijs in 2011 de stekker eruit. Kosten: 15 miljoen EURO.
Positieve ontwikkelingen
Toch zijn er positieve ontwikkelingen. Het didactisch onderzoek bloeit. Er verschijnen studies over erfgoed in de geschiedenisles en hoe leraren pijnlijke episodes uit de nationale geschiedenis kunnen doceren. Er zijn symposia met historici en docenten. Maar voorlopig blijft het schoolvak geschiedenis kwetsbaar. Het ontwerpen van historische curricula vergt veel inzicht in de leerstof, de didactiek en de geschiedtheorie: een activiteit die volstrekt wordt onderschat.
De problemen gaan niet over een thematische of chronologische aanpak: de kern is het spanningsveld tussen het geringe aandeel van geschiedenis in de lestabel en de keuze van de sterk veranderde leerstof. Onderzoek naar wereldhistorische processen en interacties heeft bijvoorbeeld geleid tot nieuwe interpretaties van de koloniale geschiedenis. Leraren dienen daarvan op de hoogte te zijn, willen zij aan hun leerlingen kunnen uitleggen waarom de sokkel van Coen een nieuwe plaquette krijgt.
Maria Grever (Erasmus Universiteit Rotterdam)