Kritiek, obstructie en succes. Een balans van het Joegoslaviëtribunaal
23 Jaar geleden (25 mei 1993) besloot de VN Veiligheidsraad tot de oprichting van een internationaal tribunaal voor de berechting van oorlogsmisdaden begaan tijdens de oorlog in Joegoslavië. Momenteel komt het einde van het Joegoslaviëtribunaal in zicht. Na de recente veroordeling van Radovan Karadžić en de vrijspraak van Vojislav Šešelj, en de afhandeling van de laatste lopende zaken tegen de Servische Kroaat Goran Hadžić en de Servische opperbevelhebber Ratko Mladić bereidt het Tribunaal zich voor op het beëindigen van zijn werkzaamheden. Hoog tijd om de balans op te maken.
Allereerst wat cijfers. 161 personen zijn aangeklaagd door het Tribunaal, van 151 aangeklaagden is hun zaak afgerond. Het Tribunaal heeft 81 personen veroordeeld, negentien personen vrijgesproken en twintig aanklachten ingetrokken. Tien personen stierven voordat zij voor het Tribunaal terechtstonden, zes personen stierven tijdens hun detentie in Scheveningen (onder wie Slobodan Milošević). Dertien zaken zijn verwezen naar nationale rechtbanken en twee zaken moeten worden overgedaan door het Internationaal Rechtsmechanisme voor Straftribunalen (in 2010 opgericht om de laatste zaken van het Joegoslaviëtribunaal over te nemen). Er zijn nog tien zaken in behandeling: twee zaken bij het Tribunaal zelf (Hadžić en Mladić) en acht zaken voor de beroepskamer. Tot zover de cijfers, terug naar wat daaraan vooraf ging.
Oprichting
De Veiligheidsraad belastte het Tribunaal met de vervolging van ‘serieuze schendingen van het internationaal humanitair recht begaan in het territorium van voormalig Joegoslavië tussen 1 januari 1991 en een door de Veiligheidsraad nader te bepalen datum na het herstellen van de vrede’. Het Tribunaal kreeg jurisdictie over vier type misdaden: grove schendingen van de Geneefse Conventies, schendingen van de wetten en gebruiken van de oorlog, genocide en misdaden tegen de menselijkheid. Terwijl men het Tribunaal aan het optuigen was en de aanklager de eerste aanklachten formuleerde ging de oorlog in voormalig Joegoslavië in alle hevigheid door. Srebrenica zou twee jaar na de oprichting van het Tribunaal het dieptepunt van de oorlog blijken. Of het Tribunaal in staat zou zijn om oorlogsmisdadigers te berechten was lange tijd onzeker, te meer doordat de grootste verantwoordelijken lange tijd uit handen van het Tribunaal wisten te blijven. In de beginjaren richtte het Tribunaal zich noodgedwongen op de “kleinere misdadigers”. Pas met de uitlevering van Milošević in 2001, welke volgens ingewijden voor de aanklagers als een verrassing kwam, kreeg het Tribunaal een zekere status.
Kritiek
De focus op Milošević in een enkelvoudige zaak onder leiding van hoofdaanklager Carla Del Ponte kwam de aanklagers duur te staan toen de voormalige president van Servië in 2006 in zijn cel overleed en het proces hiermee abrupt eindigde. Kritiek rees snel dat in de Milošević-zaak meerdere personen tegelijk hadden moeten worden aangeklaagd waarmee een voortijdig einde van de zaak had kunnen worden voorkomen. Daarnaast waren er volgens critici ook te veel aanklachten wat het ingewikkeld maakte om deze zaak af te ronden. Dit was niet de enige kritiek die het Tribunaal tijdens zijn bestaan te verduren kreeg. Zo stond de afkomst van de aangeklaagden ter discussie. Het Tribunaal zou te veel nadruk leggen op de vervolging van Servische oorlogsmisdadigers. Maar er waren ook anderen die claimden dat Kroaten en moslims oververtegenwoordigd waren onder de aangeklaagden. Daarnaast zouden de werkzaamheden van het Tribunaal de verzoening in de regio tegenwerken. De betrokken landen stelden de legitimiteit van het Tribunaal veelvuldig aan de orde. Zo ondermijnde bijvoorbeeld Servië het Tribunaal door lange tijd niet actief gezochte oorlogsmisdadigers zoals Karadžić en Mladić op te sporen en uit te leveren. Dit land ondernam pas actie toen een lidmaatschap van de EU op de tocht stond.
Resultaten
Maar wat heeft het Joegoslaviëtribunaal ondanks deze kritiek bereikt? Op zijn website noemt het Tribunaal vijf resultaten die het belangwekkend acht: het verantwoordelijk stellen van leiders (politiek en militair) voor oorlogsmisdaden, het brengen van gerechtigheid voor de slachtoffers en het hen geven van een stem, het vaststellen van de feiten, het ontwikkelen van internationaal humanitair recht en het versterken van de rechtsstaat in voormalig Joegoslavië. Het Tribunaal claimt dat het met het verantwoordelijk stellen van de leiders de traditie van straffeloosheid van leiders heeft ontmanteld. Dit is in het licht van de geschiedenis iets te kort door de bocht, getuige het proces van Neurenberg en van Tokio. En hoewel het geven van een stem aan de slachtoffers buiten kijf staat, moet ook de claim van gerechtigheid voor de slachtoffers genuanceerd worden. Zoals bij de laatste veroordeling van Karadžić wederom bleek, achten de slachtoffers de straffen die het Tribunaal oplegt vrijwel altijd te laag.
Lemkin leeft
Een belangrijke verdienste die het Joegoslaviëtribunaal zelf onbenoemd laat is de bijdrage aan de opbouw van een archief dat gebruikt kan worden voor geschiedkundig onderzoek. De documenten die het Tribunaal in de loop der jaren heeft verzameld en naar aanleiding van de processen heeft geproduceerd, kunnen onze kennis over de dynamiek van genocidale processen verrijken. Daarnaast is de claim dat het een bijdrage heeft geleverd aan het internationaal humanitair recht gefundeerd. Het Tribunaal heeft de oprichting van andere internationale gerechtshoven, waaronder het Internationaal Strafhof en het Rwandatribunaal (ICTR), bevorderd. Het was het Rwandatribunaal dat in 1998 voor het eerst in de geschiedenis een persoon (Jean-Paul Akayesu) op basis van de VN Genocide Conventie veroordeelde. Maar ook het Joegoslaviëtribunaal heeft aangetoond dat het werk van Raphael Lemkin, de grondlegger van de Genocideconventie, niet voor niets is geweest. Door in diverse uitspraken personen te veroordelen voor genocide heeft het Tribunaal de jurisprudentie van het internationaal humanitair recht verrijkt. Zoals gebleken is, werkt de Genocideconventie niet of nauwelijks ter preventie van genocide maar wel als een middel om daders te berechten. Dit is zowel voor de verwerking van het recente verleden als voor toekomstige straftribunalen één van de voornaamste verdiensten van het Joegoslaviëtribunaal.