Literaire canonvorming in de vroegmoderne tijd: een tempel voor Nederlandse dichters
Op donderdagmiddag 13 oktober werd tijdens een drukbezochte bijeenkomst in het Rijksmuseum het boek The Panpoëticon Batavûm. The Portrait of the Author as a Celebrity ten doop gehouden. Het boekje, geschreven door Lieke van Deinsen, vertelt de geschiedenis van de collectie portretten van Nederlandse dichters die werd gesticht door de schilder Arnoud van Halen (1673-1732). Van Halen maakte van bestaande portretten van Nederlandse schrijvers kopieën ter grootte van ca. 10 centimeter, en voorzag de afbeeldingen van een lauwerkrans, traditioneel het teken van dichterlijke grootheid. Toen zijn portretverzameling bijna tweehonderd exemplaren groot was, liet hij een houten kabinet vervaardigen, waarin de portretten in ondiepe laden kwamen te liggen. Bovenop het kabinet kwam een beeld van Apollo te staan, de god van de poëzie, en in twee nissen aan de zijkant kwamen beelden te staan van de muzen van treurspel en blijspel. Het geheel; kon beschouwd worden als een bescheiden tempel voor de Nederlandse dichtkunst.

Het Pan verheerlijkt
Het Panpoëticon, of kortweg het ‘Pan’, zo vertelde Van Deinsen tijdens de bijeenkomst, was een uiting van drie achttiende-eeuwse trekken: de groeiende belangstelling voor het literaire verleden, de fascinatie voor de auteur achter het literaire werk en de toenemende rol van vrouwen in de wereld van de letteren. Het zou zelf het thema worden van een serie publicaties, te beginnen met een driehonderd pagina’s lang gedicht van Lambert Bidloo (1720) waarin het Panpoëticon, zijn maker en de Nederlandse poëzie werden verheerlijkt. Belangstellenden konden het Pan bezoeken en schreven als dank vaak een lofdicht.
Naar literaire geschiedschrijving
In de loop van de achttiende eeuw kwam het Panpoëticon een aantal maal in andere handen. De nieuwe eigenaars breidden de collectie uit tot uiteindelijk zo’n 350 portretten. De laatste uitbreidingen hadden plaats toen het Panpoëticon eigendom was geworden van het Leidse dichtkundig genootschap Kunst wordt door arbeid verkregen. Het genootschap gaf het Panpoëticon een centrale plaats in hun vergaderzaal. In plechtige zittingen werden jaarlijks nieuwe dichters in het Panpoëticon bijgezet. Een serie lofdichten op het Pan werd gedrukt en er werd een aanvang gemaakt met de geschiedschrijving van de literatuur.
Einde en nieuw begin
De geschiedenis van het Panpoëticon kwam tot een droevig einde met de ontploffing in 1807 van een kruitschip in Leiden. Het Panpoëticon raakte zwaar beschadigd. Een poging om het te verkopen aan het Koninklijk Museum, de voorloper van het Rijksmuseum, ketste af. Later in de negentiende eeuw schafte het Rijksmuseum wel een deel van de portretten aan, die er nu nog steeds te zien zijn.

Van Deinsen heeft samen met Ton van Strien en websiteontwerper Bas Berns een digitale reconstructie van het Panpoëticon gemaakt. Op de reconstructie, zichtbaar op schrijverskabinet.nl, worden de portretten getoond, voor zover ze bewaard zijn gebleven, en wordt van een beperkt aantal auteurs een korte biografie gegeven.
Kunst en geschiedenis in het Rijksmuseum
Overigens bleek aan het eind van de middag de publicatie ook een politieke betekenis te hebben. Het boek is uitgegeven als eerste deel van de Rijksmuseum Studies in History, een reeks die de claim van het Rijksmuseum moet ondersteunen dat het het voornaamste kenniscentrum voor de Nederlandse geschiedenis is. Het boekje werd aangeboden aan Menno Witteveen, de initiatiefnemer van het Johan Huizinga Fonds, dat juist de historische ambities van het Rijksmuseum wil ondersteunen. Men onderstreepte zo nog eens de keuze die het Rijksmuseum heeft gemaakt om kunst en geschiedenis geïntegreerd te exposeren.
Peter Boot