Ons en de Geschiedenis
Wat hier volgt, is bij iedereen bekend. Oké, de wereld globaliseert dus met rasse schreden. We weten nauwelijks wat we daarmee zeggen, maar we zijn het er vermoedelijk allemaal over eens. In elk geval krijgen we meer buitenland binnen en komen we vaker in aanraking met mensen, goederen en ideeën uit verre streken. Die ontwikkeling is niet van vandaag of gisteren, maar wint wel nog steeds aan kracht. De vraag is wat wij daar als historici mee moeten.
Er is steeds meer global…
De globalisering vertaalt zich in drie verschillende ontwikkelingen die ons nopen tot een fundamentele herziening van onze geschiedeniscurricula. Allereerst de verandering in de samenstelling van de Nederlandse bevolking. Er komen steeds meer Nederlanders die zich niet herkennen in het hegemoniale geschiedbeeld van Nederland: omdat hun (voor)ouders met andere verhalen zitten, van andere oorlogen en andere bezetters, of omdat ze zich door het Nederlandse beeld op de geschiedenis miskend voelen. Zij beïnvloeden ook de manier waarop historici naar het verleden kijken.
In de tweede plaats de machtsverschuivingen in de wereld. Het zal wel even duren voordat China de VS in economische en militaire macht voorbijstreeft, maar onmiskenbaar zijn we op weg naar een multipolaire wereld. Dat vraagt om nieuwe benaderingen. Scholieren en studenten zitten ook met vragen over de voorgeschiedenis van de nieuwe Aziatische economische en politieke macht, over de crisis en bloei van het Midden-Oosten, over de ongelijkheid en de blijvende culturele verscheidenheid in de wereld.
Ten derde de ontwikkelingen in de geschiedwetenschap. Sinds enkele decennia maken wereldgeschiedenis, global history en big history, om maar een paar smaken te noemen, een onstuitbare opmars en ze blijken geen modegrillen te zijn. Veel historici voelen de druk om hun vraagstukken in internationaal, transnationaal, comparatief of mondiaal verband te onderzoeken. Maar het leidt niet tot een grote wijziging van ons perspectief of het historische klimaat.
…maar ons denken blijft local
Onder studenten leeft een sterke behoefte om zich tot de bovenstaande ontwikkelingen te verhouden. Het is de vraag of we daaraan voldoen. Ik denk van niet. Onze curricula zijn nog bij uitstek eurocentrisch. De Nacht van de Geschiedenis gaat vooral over (een nogal exclusief) Ons en wat Ons bedreigt. Het Geschiedenis Festival in Haarlem, waarmee de Maand van de Geschiedenis aftrapte, ging over Romeinen, Napoleon, Hitler, Amerika en Onze koloniën, en vooral over Ons. Het eindexamen havo/vwo heeft een klein hoekje wereld in de Koude Oorlog, maar verder is het Verlichting en Tachtigjarige Oorlog. De politieke trend is om ideeën van burgerschap te vertalen in termen van ‘nationale kennis’.
We weten het allemaal. Waarom zit er dan zo weinig schot in de zaak? Ons geschiedbedrijf dreigt steeds verder uit de pas te lopen met de ontwikkelingen om ons heen. Ik wil daarom twee oproepen doen. Laten we in de eerste plaats de middelbare scholen aansporen om werk te maken van de wereldgeschiedenis. Scholieren krijgen nog heel traditioneel geschiedonderwijs, waarin de geschiedenis begint in het oude Egypte en Mesopotamië en geleidelijk opklimt tot de hoge graad van beschaving die het westen nu heeft bereikt. Dit is een ‘Whiggish’ geschiedbenadering waarin ondertussen zoveel gaten zijn geschoten dat het bouwwerk slechts als collectieve droom overeind wordt gehouden.
De tweede oproep geldt onze universiteiten. Neem de wereldgeschiedenis en de geschiedenis van de wereld nu eens serieus. Iedere fatsoenlijke universiteit in de Verenigde Staten en oostelijk Azië heeft een of meerdere specialisten op het gebied van een westerse en niet-westerse cultuur of regio. Sinologen maken deel uit van geschiedenisdepartementen, naast specialisten van de Italiaanse renaissance. In Nederland is geschiedenis vooral westerse geschiedenis (bij kunsthistorici is de situatie zo mogelijk nog schrijnender). Ja, we doen wat vergelijkende geschiedenis. Maar als we ons niet verdiepen in de taal en cultuur of we collega’s aannemen die onze westerse aannames kunnen relativeren, blijven we in de toestand steken die Dipesh Chakrabarty de ‘inequality of ignorance’ heeft genoemd: westerse historici hoeven niets van het niet-westen te weten om hun vak uit te oefenen; omgekeerd zijn niet-westerse historici zeer goed op de hoogte van de Europese geschiedenis.
In deze gespletenheid, waarachter ook allerlei aannames over beschaving en ontwikkeling schuilgaan, zijn onze geschiedenisdocenten opgeleid en zijn wij zelf grotendeels gevormd. Wij historici zijn verantwoordelijk voor de historische cultuur en bewustzijn in Nederland. De nieuwe ontwikkelingen in Nederland, de wereld en de geschiedwetenschap vragen om een heroriëntatie.
Remco Raben