Oratie Frans van Poppel
Frans van Poppel gaf op 25 januari j.l. zijn oratie als bijzonder hoogleraar verwantschapsdemografie aan de Universiteit Utrecht. Van Poppel bekleedde eerder een wisselleerstoel bij de Nijmeegse Radbouduniversiteit. Zijn tweede hoogleraarschap komt als een bekroning op een lange carrière bij het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut, die resulteerde in een groot aantal publicaties, doorgaans over de Nederlandse demografische geschiedenis van de afgelopen twee eeuwen.
In zijn oratie ging Van Poppel in op de ‘families Doorsnee’ van de afgelopen 150 jaar. Op de oudste periode heeft hij zicht dankzij de gegevens uit het Nederlandse bevolkingsregister – verwerkt door de Historische Steekproef Nederlandse bevolking- en op de latere gegevens dankzij de interviews van de Netherlands Kinship Panel Study en het Sociaal-Statistisch Bestand. Van Poppel keek naar drie aspecten: waren de gezinnen compleet of gebroken, wat was de rol van grootouders en had dat allemaal effect op de levenskansen van de kinderen?
Als kinderen in de negentiende eeuw niet met beide ouders opgroeiden, dan kwam dat meestal omdat een van de ouders overleden was. De leeftijdsverwachting nam toe, en in het midden van de twintigste eeuw groeide 90% van de kinderen op in een gezin waarin ook beide ouders leefden. Door echtscheiding en ongehuwd vader- en moederschap nam dat percentage daarna weer snel af.
De hogere leeftijdsverwachting – en tot ongeveer 1970 de dalende leeftijd van moeders bij geboorten – maakten ook dat steeds meer kinderen opgroeiden in de nabijheid van grootouders. In de meest recente periode is het zelfs heel gewoon geworden dat een kind bij het begin van het leven een of meer levende overgrootouders heeft. Grootouders woonden meestal niet in bij de ‘familie Doorsnee’. Dat verschijnsel is over de afgelopen 150 jaar opvallend constant: slechts zo’n 8% van de kinderen groeit op in hetzelfde huishouden als een of meer grootouders.
De afwezigheid van moeder in het gezin verslechterde de kans van kinderen om te overleven, tot in het begin van de twintigste eeuw. Vaders hadden veel minder invloed op de overlevingskans. Ondanks het slechte imago van de stiefmoeder, verbeterden de kansen van kinderen als hun vader hertrouwde.
Lex Heerma van Voss, Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis