Spoorwegen 175 jaar: economische aspecten
Op 8 augustus van dit jaar was het 175 jaar geleden dat de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij als naamloze vennootschap werd opgericht. De oprichters waren twee algemeen gerespecteerde Amsterdamse zakenlieden, Louis J.J. Serrurier en Rodolphe le Chevalier, en een ingenieur Willem C. Brade. Met z’n drieën vormden zij een solide eenheid.

Een spoorwegmaatschappij was in 1837 een nieuwtje, onbekend in Nederland. Maar dat bleek geen probleem bij het aantrekken van het benodigde kapitaal. Er was nog geld genoeg in Nederland, ondanks de verarming van de Franse tijd. Het kapitaal van de HSM werd gesteld op ƒ1,3 miljoen, in aandelen van ƒ1000 per stuk. Dit was een slag in de lucht want niemand wist wat een spoorweg echt zou kosten. Het zou al gauw te weinig blijken.
De eerste aandelenemissie
De eerste emissie werd snel voltekend, meest door Amsterdamse zakenlieden, bankiers en effectenhandelaren. Amsterdam was toen nog een internationaal belangrijke geldmarkt. Veel Duits-Joodse bankiers als Julius Königswärter, L.M. Rindskopf, L.R. Bischofsheim deden mee. Zij tekenden in voor 65 procent van het totaal. Zij kochten waarschijnlijk niet voor zichzelf, maar verkochten op hun beurt de aandelen weer door aan kleine particuliere beleggers. De rest ging naar fabrikanten, die op orders hoopten, en naar allerlei andere zakenlui, zoals A. Sinkel, bekend van ‘De Winkel van Sinkel’.
Ook particulieren kochten enthousiast, zoals Floris Adriaan van Hall, de latere minister, met acht aandelen en W.F. Mogge Muilman, de president van de Nederlandsche Bank, met vier stuks. Th. Baron van Herzeele, raadsheer in de Hoge Raad, spande de kroon met maar liefst 16 aandelen, een gigantisch bedrag in die tijd, want de aandelen werden tegen een koers van 100 procent uitgegeven. De Nederlandsche Handel Maatschappij was een grote institutionele belegger met 25 stuks.
De tweede aandelenemissie
De kosten van aanleg van de spoorlijn bleken veel hoger dan geraamd. Nog in datzelfde jaar 1837 werd het aandelenkapitaal daarom uitgebreid met ƒ5,2 miljoen. Bestaande aandeelhouders kregen voorrang en hun inschrijving werd zo zwaar overtekend dat ze maar een klein deel kregen toegewezen. Van buiten de kring van aandeelhouders werd voor nog eens ƒ6 miljoen aangevraagd, maar die kregen dus helemaal niets. Een bewijs hoe populair de HSM was geworden, en dat voordat er nog maar een cent dividend was uitgekeerd!
Het rendement
Het eerste dividend van de HSM over 1840, toen alleen nog maar Amsterdam-Haarlem in bedrijf was, bedroeg 4,4 procent. Niet slecht voor die dagen, maar minder dan was voorgespiegeld. Daarna zakte het tot een schamele 1,48 in 1842 en de koers van de aandelen daalde navenant tot 67,3 beneden pari. Daarna liep het dividend weer op tot boven de vier procent, maar in 1848 was het weer niet meer dan 1,5 procent. De bedrijfsresultaten, ook al was de lijn ondertussen doorgetrokken tot Rotterdam, vielen tegen. De kosten van grondaankoop waren veel hoger dan verwacht uitgevallen. Pas in de jaren zestig liepen de dividenden op, tot een absolute top van acht procent in 1883.
Investeren in het nieuwe fenomeen, de spoorweg, loonde dus wel, maar snelle winsten zaten er niet in. Alleen door de aandelen vast te houden werd op den duur een mooi rendement bereikt.
Guus Veenendaal