Toekomstbestendige ooggetuigenherinneringen
Het jaar 2015 is een belangrijke markering in de herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog. ’70 jaar Bevrijding’ is in heel Europa volop gevierd en herdacht, en bovendien is het dit jaar 75 jaar – drie generaties – geleden dat de oorlog begon. De Duitse literatuurwetenschapper Aleida Assmann, die vanaf de jaren negentig een belangrijk stempel heeft gedrukt op de theorievorming over collectieve herinnering, duidde dit tijdsgewricht als een ‘overgang van het communicatieve geheugen naar het culturele geheugen’.
Omvangrijke collecties
Hoewel er behoorlijk wat op deze conceptualisering valt af te dingen, bijvoorbeeld dat deze overgang noch eenmalig noch in één richting plaatsvindt, sloeg deze onder erfgoedexperts, beleidsmakers, journalisten en het publiek sterk aan. Met het doembeeld van de ‘uitstervende’ overlevendengeneratie aan de horizon zijn er sinds de jaren tachtig, maar vooral sinds het vijftigjarige oorlogseinde in 1995, allerlei initiatieven ontplooid om deze herinneringen vast te leggen voor de toekomst.
Het Visual History Archive, beter bekend als het Spielberg project, is daarvan het meest sprekende voorbeeld; letterlijk. Ruim 53,000 video-interviews met overlevenden van de Holocaust telt deze collectie inmiddels. De afgelopen jaren zijn er bovendien enkele tientallen ooggetuigeninterviews bijgekomen over de genociden in Armenië, China (Nanking) en Rwanda. Via diverse Europese musea, archieven en universiteiten is er geheel of gedeeltelijk toegang tot deze enorme collectie. Het Joods Historisch Museum biedt toegang (niet online) tot 2000 video-interviews uit het Visual History Archive die een relatie hebben met Nederland.
Summerschool
Een van deze instellingen is het Centrum für Digitale Systeme (CEDIS) aan de Freie Universität in Berlijn, die eveneens een eigen collectie video-interviews met voormalige dwangarbeiders beheert: Zwangsarbeit 1939-1945. Tijdens een internationale summerschool voor nachwuchswissenschaftlerInnen, zoals dat in het Duits zo mooi heet, stelde het CEDIS beide collecties voor. Een van de hoogtepunten was de lezing van oral history-grootheid Alexander von Plato. Hij is grondlegger van een invloedrijke methode binnen de oral history, waarbij de interviewer uiterst terughoudend is, en de geïnterviewde zelf zijn of haar levensverhaal construeert. De interviews van het project Zwangsarbeit 1933-1945, waarvoor Von Plato eindverantwoordelijk was, zijn ook volgens deze methode doorgevoerd.
Daarnaast was er een workshop interviewen, verzorgd door een ervaren interviewer van het Visual History Archive. Anders dan bij het project Zwangsarbeit heeft de interviewer in dit project wel een actieve, sturende rol. De interviewer stelt de vragen aan de hand van een tientallen pagina’s omvattende vragenlijst die vooraf door de geïnterviewde wordt ingevuld. In een voorgesprek wordt vervolgens besproken welke eventuele gevoelige, traumatische thema’s al dan niet zullen worden besproken; dat is aan de geïnterviewde zelf. En dan pas vindt, op camera, het interview plaats.
Online beschikbaar
De afgelopen jaren zijn deze en vele andere oral history collecties digitaal beschikbaar en doorzoekbaar gemaakt. Dat gebeurde in sommige gevallen, zoals bij het VHA, via een thesaurus van honderden zoekwoorden die elk aan een videofragment werden gekoppeld. Van het Zwangsarbeit-archief, dat ook online beschikbaar is, zijn er daarentegen via spraakherkenningstechnologie transcripten gemaakt, zodat het zoeken op ongeacht welk trefwoord mogelijk is. Dat maakt het gebruik van deze bijzondere soort historische bron voor onderzoek en onderwijs wel heel gemakkelijk. In diverse vervolgprojecten worden kleine selecties van interviews speciaal voor onderwijsdoeleinden geschikt gemaakt, door ze te verkorten en te voorzien van vragen en opdrachten, die online kunnen worden gemaakt.
Deze technologische ontwikkelingen bieden niet alleen diverse mogelijkheden voor onderzoek – zowel naar de ooggetuigenherinneringen zelf als naar de wijze waarop ze voor onderwijsdoeleinden worden gebruikt. Ook stellen ze Assmann’s these in een ander daglicht. Want hoewel er steeds minder ooggetuigen zijn, komen steeds meer mensen dankzij deze ontwikkelingen in aanraking met individuele ooggetuigenherinneringen. Het is spannend en belangrijk voor historici om de omgang met dit soort bronnen te volgen.