Toelaten van asielzoekers: over speelruimte en geruisloos inwilligen
Het lijkt zo simpel. Na toetsing aan asielbeleid en aan asielwetgeving verdelen ambtenaren asielzoekers in twee groepen: zij die wel en zij die geen toelating verdienen. De eerste groep bevat geloofwaardige en vervolgde personen, terwijl de tweede groep bestaat uit leugenachtige gelukszoekers of economische vluchtelingen. In mijn dissertatie gaat het om de vraag of en waar ambtenaren deze scheidslijn trokken. Mijn onderzoek van 500 persoonsdossiers uit een periode van 50 jaar (1945-1994) toont aan dat deze scheiding wel werd gemaakt, maar niet werd volgehouden. Er bestond dus een gat tussen beleid en praktijk. Immers, zij die moesten vertrekken, deden dat lang niet altijd. In mijn onderzoek zocht ik de argumenten die in moeilijke zaken uiteindelijk de doorslag gaven.
De familie Z.
Welke argumenten werden gebruikt in asielprocedures, toont het dossier van de christelijke familie Z. uit Turkije. Nadat Koerden hun bezittingen plunderden en zij werden mishandeld in hun dorpje in Oost-Turkije, zochten zij veiligheid in Istanboel. Daar hielden de problemen aan en in 1979 vluchtten zij naar Nederland. De familie Z. ontving snel een afwijzende beschikking, omdat niet de Turkse overheid hen vervolgde, maar hun Koerdische buurtgenoten en er was sprake van een binnenlands vestigingsalternatief (Istanboel). Tijdens de bezwaarprocedure werd de afwijzing bevestigd. De familie legde -volgens Justitie- tegenstrijdige verklaringen af en zij zouden economische motieven voor hun vlucht hebben.
Na een procedure van drie jaar vonden zij hun draai in een Achterhoeks dorpje. Geloofsgenoten schreven dat de hele religieuze gemeenschap deze vriendelijke familie steunde. Het was onbegrijpelijk, aldus hun buren, dat het christelijke Nederland medechristenen uitzette naar een moslimland. De directeur van de basisschool repte over moeizame, maar uiteindelijk succesvolle integratie van de kinderen. Hij schreef ook dat er geen kosten aan hun toelating waren verbonden, omdat de vader een baan vond als schoonmaker. Hun huisarts vond het gewenst deze ‘sociaal aangepaste mensen’ asiel te geven, omdat de gezinsleden psychische problemen kregen door het lange wachten. De Hervormde Gemeente, tot slot, erkende dat niet alle asielzoekers welkom waren, maar de Z.’s waren anders: zij pasten zich aan en waren getraumatiseerd. De lobby was succesvol. De familie kreeg niet de status van vluchteling, maar zij mochten blijven op humanitaire gronden.

Individualiseren en campagne voeren
Deze familie lijkt uniek, maar is dat niet. Opvallend vaak besloten ambtenaren van Justitie (nu van de IND) dat asielzoekers ‘ongeloofwaardig en niet vervolgd’ waren. Echter afwijzingen zorgden zelden voor vertrek, wel voor ellenlange procedures. Afgewezen asielzoekers, zoals de Z.’s, stonden in de publieke belangstelling (zij verschenen met hun naam, foto en relaas in een lokale krant). Aandacht van het publiek bemoeilijkte de uitzetting. Na jarenlang wachten bleek de enige oplossing toelating, zij het niet altijd als vluchteling. Asielzoekers mochten blijven omdat zij getraumatiseerd waren, geïntegreerd en verwesterd of nuttige arbeidskrachten. Veelal gaf niet wat hen overkwam in hun herkomstland de doorslag, zoals het Geneefse Vluchtelingenverdrag voorschrijft, maar wat er met hun gebeurde in Nederland of wat zij konden betekenen voor Nederland.
Hoe langer asielprocedures duurden, hoe meer contacten asielzoekers opbouwden met Nederlanders. Asielzoekers ontmoetten Nederlanders op het werk, op een bankje, in de kroeg, op de school van de kinderen en als vrijwilliger. Deze contacten bedolven ambtenaren onder emotionele brieven, organiseerden demonstraties en briefschrijfcampagnes en stonden asielzoekers bij wanneer zij kerken bezetten of in hongerstaking gingen. Actievoeren hielp. Door het voeren van propaganda veranderden ‘onechte vluchtelingen’ – die moesten vertrekken – in personen die toelating verdienden. Persoonsdossiers toonden dat ambtenaren speelruimte bezaten om asielzoekers die formeel moesten worden afgewezen, alsnog toe te laten. Zie hier het gat tussen het formeel strenge beleid en de meer humane praktijk. Na veel debat werden asielverzoeken alsnog geruisloos ingewilligd. De beroemde Nederlandse gastvrijheid voor politiek ontheemden bleek geen mythe. Nederlandse ambtenaren lieten veel asielzoekers toe, zij het niet altijd van harte.
Geïnteresseerd geraakt in hoe ambtenaren erin slaagden moeilijk oplosbare zaken op te lossen? Lees mijn dissertatie: Geruisloos inwilligen. Argumentatie en speelruimte in de Nederlandse asielprocedure, 1945-1994, uitgegeven door Verloren (2012).
Tycho Walaardt, Universiteit Leiden