Van vliegbasis naar museum
Op 25 januari wordt in Soesterberg de eerste bouwhandeling verricht van het nieuwe Nationaal Militair Museum (NMM), waarin het Legermuseum en het Militaire Luchtvaart Museum samen gaan. Is dit een aderlating of een aanwinst? Johan Kwantes van historici.nl sprak met Jan Janssen, directeur van het Militaire Luchtvaart Museum in Soesterberg, over de verhuizing naar het terrein van de voormalige vliegbasis.
Waarom komt het nieuwe museum op de voormalige vliegbasis?
In 2000 constateerde de Inspectie Cultuurbezit dat de depots van het Legermuseum en van het Militaire Luchtvaart Museum ernstig tekort schoten. Op termijn zou mogelijk onherstelbare schade kunnen optreden. Bovendien beschikten beide musea niet over voldoende goede expositiemogelijkheden. Om die reden werden de handen ineen geslagen om tot een nieuw museum te komen. De toevallige omstandigheid dat op de Vliegbasis Soesterberg door bezuinigingen ruimte vrij kwam, leidde ertoe dat het museum uiteindelijk daar wordt gevestigd. Gunstige bijkomstigheid daarbij is dat de omgeving een bijzonder rijke militaire historie kent. De Grebbeberg is in de buurt, Austerlitz, de Hollandse Waterlinie en de Nieuwe Hollandse Waterlinie eveneens, en de bakermat van de luchtmacht was op de heide van Soesterberg.
Wie zijn jullie beoogde bezoekers?
We willen 200.000 bezoekers per jaar trekken. Dat komt ruwweg overeen met de gecombineerde bezoekersaantallen van het huidige Soesterbergse museum en het museum in Delft. We richten ons op een breed publiek, zoals families die een dagje uit zijn. We gaan ons ook, nog meer, op het onderwijs richten, het nieuwe museum poogt zoveel mogelijk aan te haken bij onderwijsprogramma’s. Ook de liefhebbers van militaria en luchtvaartenthousiasten zullen in het museum aan hun trekken kunnen komen.
Ten slotte zijn er de mensen die in de krijgsmacht werken of gewerkt hebben. Zij moeten zichzelf heel nadrukkelijk kunnen herkennen in het museum. Ook zij moeten zich er thuis voelen. Als dat straks niet het geval zou zijn, dan is een deel van onze missie niet gelukt. Juist deze militairen en oud-militairen hebben immers in belangrijke mate de geschiedenis van de krijgsmacht gemaakt.
Wat moet een bezoeker te weten komen?
De bezoeker kan in het museum inzicht krijgen in de betekenis van de krijgsmacht voor de Nederlandse samenleving, hoe de krijgsmacht in de loop der tijden was opgebouwd, hoe zij in het verleden werkte en op welke wijze zij nu optreedt. De bezoeker zal ook ervaren hoe de krijgsmacht zich steeds aan de tijd aanpast en inspeelt op nieuwe dreigingen en uitdagingen.
Heeft het museum dan een wervende functie voor defensie?
Als je dit goed doet, ja, dan kan het museum een wervende functie hebben, maar dat is niet de insteek. Wij willen bijdragen aan maatschappelijk begrip voor wat defensie voor de samenleving doet. Dat proberen we door de bezoeker iets aan te reiken waarmee hij of zij een eigen beeld kan vormen.
Hoe?
Door ons concept. Er komt een doeroute, waar bezoekers op meer speelse, interactieve wijze kunnen leren, en een denkroute, die meer diepgang biedt. Daarnaast is een snelle route voorzien, die in een uur tijd langs de hoogtepunten van het museum zal leiden.
Die doeroute, denkroute en de snelle route voeren door het hele museum dat grofweg uit twee onderdelen zal bestaan. Er komt een thematisch onderdeel, dat de hele krijgsmacht bestrijkt en er komt een onderdeel met focus op de grote objecten van landmacht en luchtmacht.
Dit laatste onderdeel, de Middelenhal, is ingedeeld op basis van het historische model van militair historicus Martin van Creveld. Hij heeft de technologische militaire geschiedenis in vier tijdvakken verdeeld: spierkracht, buskruit, age of systems, en dan automatisering.
De publiekstrekkers worden onder andere de vliegtuigen, die deels worden opgehangen aan het plafond, in posities die suggereren dat er een luchtgevecht gevoerd wordt. Een deel van de vliegtuigen krijgt een plaats buiten, onder een afdak. Daardoor staan ze minder bloot aan de weersinvloeden.
In het midden van de Middelenhal komt een grote donkere ruimte, een ‘black box’, waarin de betekenis van de krijgsmacht voor de Nederlandse samenleving wordt uitgelegd. De black box is ingedeeld in vijf thema’s: Nederland in de wereld (1), waarin wordt uitgelegd hoe Nederlanders naar de rest van de wereld keken, en vooral: hoe men de vijand zag. Dan is er een deel over het instituut krijgsmacht (2), een deel met verhalen van militairen, soms verbonden met een bepaald object uit de collectie (3), een deel over de relatie tussen krijgsmacht en samenleving (4) en een deel over militaire operaties (5). Bezoekers worden betrokken in militaire besluitvorming, onder andere door middel van een onderdeel over militaire dilemma’s, zoals het Legermuseum in Delft dat tot voor kort ook kende. Wat zijn de keuzes, wat zijn de mogelijke gevolgen, welke keuzes moeten gemaakt worden? Hoe bescherm je een bevolking en wat moet je daarvoor opgeven?
Zo willen we bezoekers deelgenoot maken van de geschiedenis: door ze na te laten denken over de krijgsmacht op alle niveaus en de betekenis ervan, in combinatie met de echte voorwerpen die een rol hebben gespeeld in conflicten.
Johan Kwantes (Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis)