Verslag: #Geschiedenis2032 Discussie over nut, noodzaak en toekomst van geschiedenisonderwijs
Tijdens een tropische middag (5 juni 2015) discussieerden onderwijzers, leraren, vakdidactici, historici en methode-ontwikkelaars aan de VU over het huidige geschiedeniscurriculum en over het geschiedenisonderwijs voor de toekomst. De middag werd georganiseerd door Carla van Boxtel, Susan Hogervorst en Hubert Slings (Meesterschapsteam Geschiedenis van de geesteswetenschappelijke faculteiten), met medewerking van de VGN.
Met een herziening van de kerndoelen in aantocht (2015-2017), is een herbezinning op de doelen van geschiedenisonderwijs relevanter dan ooit. Onder leiding van Paul Schnabel is een ‘nationale brainstorm’ gestart onder het motto #Onderwijs2032. Een nieuw curriculum zou moeten waarborgen dat het onderwijs de balans zoekt tussen het bieden van vakkennis en het ontwikkelen van vakoverstijgende vaardigheden. Het onderwijs moet leerlingen niet alleen goed voorbereiden op de snel veranderende arbeidsmarkt, maar ook aanzetten tot actief burgerschap, maatschappelijke vorming en identiteitsontwikkeling. De leerlingen die bij de opening van de middag geïnterviewd werden, gaven aan dat de docent belangrijk blijft ook in de toekomst. Vooral voor de verhalen in de klas. Geschiedenisonderwijs is en blijft een vak waar verhalen verteld moeten worden. Maar welke verhalen en waartoe? Hoe moet het geschiedenisonderwijs er in 2032 uitzien?
Historicus Pieter de Bruijn en geschiedenisdocent Annemiek Houwen waren aanwezig en doen verslag van deze discussiemiddag.
Annemiek Houwen: “Arie Wilschut, secretaris van de commissie De Rooy, stelde in zijn lezing dat het oorspronkelijke doel van deze commissie niet begrepen is. Wilschut betoogde dat leerlingen zich op hoofdlijnen moeten kunnen oriënteren in het verloop van de eeuwen. Namen, data gebeurtenissen voorschrijven hoort de overheid niet te doen. In de praktijk blijkt dat de tijdvakken en de kenmerkende aspecten als stofomschrijving worden gebruikt. Dit is helemaal niet vreemd omdat het centraal eindexamen, dit jaar voor het eerst landelijk getoetst, en tijdens deze discussiemiddag fel bekritiseerd, deze stof toetst. Wilschut was bijzonder somber gestemd over de toekomst van het vak geschiedenis. Hij meende dat, wanneer het programma op deze wijze gebruikt wordt, het misschien gestopt moest worden.
Gelukkig beurde Frits van Oostrom voorzitter van de ‘Canon-commissie’, met zijn lezing de aanwezigen op. Het vak Geschiedenis staat er in vergelijking met het vak Nederlands helemaal niet zo slecht voor, benadrukte hij: veel meer leerlingen die voor de studie geschiedenis kiezen én docenten die bereid zijn intensief over het vak na te denken, kritisch zijn! Over de canon zei Van Oostrom niet veel. De canonitems waren volgens hem te gebruiken als ‘landmarks’; oriëntatiepunten op de historische kaart.

Bestaansverheldering en burgerschapsvorming
Pieter de Bruijn: “Op de discussiemiddag werd gerefereerd aan de rol die geschiedenisonderwijs kan spelen op het gebied van bestaansverheldering, burgerschaps- en oordeelsvorming. Vaardigheden van historisch redeneren zijn in deze context van cruciaal belang, om het vak niet te laten verzanden in het bevorderen van een (nationale) identiteit en het aanleren van een moreel waardenkader. Juist het hierop kritisch leren reflecteren en het verwerven van het inzicht dat de hedendaagse samenleving het resultaat is van menselijk handelen in het verleden, zijn belangrijke competenties voor burgers in het democratisch Nederland van de 21e eeuw.
Docenten maken de les!
Annemiek Houwen: “In het huidige curriculum wordt te weinig vrijheid aan de docent gelaten, was de algemene strekking van de discussiemiddag. Het programma van de tien tijdvakken met historische contexten leidt zeker op de havo afdeling tot een strak, overvol programma. De ervaring is dat in de bovenbouw van de havo afdeling de tijdvakken met 49 kenmerkende aspecten en 3 historische contexten er doorheen gejaagd moeten worden. De aanbevelingen waren redelijk unaniem. Er moet een duidelijke leerlijn komen voor primair onderwijs tot en met onderbouw voortgezet onderwijs waarbij ook goed nagedacht moet worden over het vmbo curriculum en de aansluiting op het havo. Er kan misschien een apart curriculum komen voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs waarbij een duidelijke scheiding komt tussen de verschillende niveaus.”

Zinvol onderwijs
Pieter de Bruijn: “‘Leerlingen zijn ontzettend toe aan onderwijs waarvan ze zelf vinden dat het zinvol is”, concludeerde prof. dr. Geert ten Dam die, als lid van het Platform #Onderwijs2032, de aanbevelingen van de bijeenkomst aangeboden kreeg. Over de vraag van het nut van geschiedenisonderwijs lijkt onder historici en geschiedenisdocenten weinig meningsverschil te bestaan. Het wordt hoog tijd dat de specifieke doelen van het vak geschiedenis nu meer worden geëxpliciteerd, zodat ook de rest van de samenleving van dit nut wordt overtuigd.”
Pieter de Bruijn en Annemiek Houwen