Historici.nl





Gepubliceerd op 17-03-2014

Verslag: Knikkerblik en historische sensatie. Ad van Liempt’s tentoonstelling ‘De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen’

Het knikkerblik van Anne Frank. Het 8-uurjournaal bracht het groot, aan de vooravond van de opening van “De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen” in de Kunsthal in Rotterdam. Zou ik erheen gaan? Ik lijd aan een zekere Anne Frank-moeheid. De zoveelste hype rond Anne Frank? Vooruit dan maar, als kritisch publiekshistoricus moet je toch op de hoogte blijven.

De dagen vóór mijn bezoek kreeg ik er geleidelijk meer zin in, omdat ik in de krant las dat Ad van Liempt de gastconservator was. Nieuwsgierig stapte ik dus op een druilerige donderdagmiddag de Kunsthal in, temidden van drommen moeders, dochters en vriendinnen die zo te zien voor de  schoenen-design tentoonstelling, ook in de Kunsthal,  waren gekomen. Prachtige schoenen trouwens.

Maar goed, de Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen.  Zodra ik de zaal binnenstapte voel ik: dit deugt. Een druk geroezemoes, nieuwsgierige mensen (m/v) van alle leeftijden, het had wel iets van – mag ik het oneerbiedig zeggen? – een prettige supermarkt.

Historische musea hebben wel eens een wat stoffige, soms zelfs droevige sfeer hangen. Als historicus zet je dan je tanden op elkaar, en soms onderga je dan bij een enkel voorwerp een wat Johan Huizinga noemde ‘historische sensatie’. Het verleden gaat spreken in je verbeelding. Zo’n voorwerp ‘triggert’ dan, eigentijds gezegd, een beeld van het verleden, alsof het ging om een herinnering aan iets dat je lang vergeten was.

Hoe waardevol die historische sensatie is hangt af van drie kwaliteiten: van het voorwerp, van de (door het museum verschafte) informatie, en tenslotte van wat de musembezoeker zelf al weet.  Als historicus breng je zelf genoeg kennis mee om context te geven aan de voorwerpen, dus dan neem je een eventuele treurige sfeer en matige presentatie op de koop toe. Maar historische ‘leken’ – ik noem ze zo in navolging van Jay Winter, die daar absoluut niets minderwaardigs mee bedoelt – raken, zo is mijn waarneming, in ‘gewone’ musea niet zo gemakkelijk  in de ban van historische voorwerpen.

In de Kunsthal wel. Vandaar die opgeruimde sfeer. Wat zijn deze voorwerpen goed gekozen! En wat een aantrekkelijke en doeltreffende presentatie, toelichting, belichting! Bij zo’n beladen onderwerp als de Tweede Wereldoorlog klinkt het vreemd, maar alle mensen die ik zag waren aan het genieten.

Scholieren (met vragenlijstjes) zag je zich verbazen, zowel bij een vervaarlijk donkergroen amfibisch rupsvoertuig als bij het truitje, gemaakt van hondenhaar. Bij het amfibisch rupsvoertuig ontstond een gesprek tussen een paar meisjes en jongens over hoe het zou zijn om in zo’n ding door de Zeeuwse wateren  te varen en dan, hups, door te rijden het land op. Bij de  kindertrui van hondenhaar raakten een moeder en een tienerdochter enthousiast: ja, natuurlijk, als je van schapenhaar wol kunt spinnen, wat een slim idee van de moeder van Liesbeth Ogtrop uit Eemnes om keeshond Sten te scheren! Ja, maar, mam, kreeg die hond het dan niet koud? Volgde Moeders verhaal over de hongerwinter zoals oma die had meegemaakt.

Elk van de voorwerpen heeft zijn eigen magie. Een rare aanhangwagen roept vragen op (of bij boekenlezers herkenning van foto’s): ah, zo zag zo’n houtgas-generator er nou uit – daar konden auto’s mee rijden zonder benzine. Nieuwsgierigheid trekt je als bezoeker van de ene naar de andere zuil – wat is dat nou weer, die kano? Ah, Engelandvaarders. De broers Petri  is het gelukt en ze hebben de oorlog overleefd. Even verderop lees ik  een afscheidsbrief van Carl Zellermayer, een joodse jongen die ook had willen overvaren naar Engeland, maar werd verraden en gearresteerd. Hij schrijft zijn verloofde dat het doodvonnis is bekrachtigd en neemt dapper afscheid.

Zo raakte ik in de ban van steeds meer voorwerpen en verhalen – een kist met ontroerend speelgoed van een in het bezette Nederlands-Indië overleden jongetje, nog een kistje, met schoenmakersgereedschap dat een Joodse schoenmaker vóór zijn wegvoering in bewaring gaf bij de overburen – tot ik me ineens herinnerde wat de aanleiding was van mijn komst: het knikkerblik van Anne Frank. Heel gênant dat ik dat tot nu toe over het hoofd had gezien! Nog gênanter: ik moest aan de suppoost vragen waar de knikkers van Anne waren, ongeveer zoals je in een jou onbekende supermarkt de weg vraagt naar het schap met koffie en thee. De suppoost ging me voor.

Ad van Liempt en de zijnen hebben dus het hype-karakter weten te vermijden bij het knikkerblik van Anne Frank. Je loopt gewoon toevallig tegen dit als ‘hoogtepunt’ aangekondigde exhibit aan.  Of, zoals in mijn geval, je loopt er zelfs bijna aan voorbij. Natuurlijk horen Anne’s knikkers bij deze 100 voorwerpen. Ze gaf ze aan haar buurmeisje in bewaring, en dat sluit aan bij een aantal andere voorwerpen en verhalen: het speelgoed uit Indië, het in bewaring gegeven gereedschap van de Joodse schoenmaker. Iedereen die zo’n voorwerp ziet en het verhaal erbij hoort, of erover spreekt, snapt meteen iets meer van de Tweede Wereldoorlog. De objecten en verhalen versterken elkaar, je kunt als bezoeker een web van verhalen weven.

Deze bespreking mocht maar 600 woorden gebruiken en ik zit er al overheen. 6 woorden per voorwerp. Dat kan natuurlijk niet. Er is veel meer, iedereen die belangstelling heeft voor het verleden, niet alleen voor de Tweede Wereldoorlog, moet zelf gaan kijken. En zelf ondergaan wat de 90 niet door mij besproken voorwerpen doen met haar of zijn historische verbeeldingskracht. 

De objecten zijn goedgekozen en veelzeggend, soms imponerend,  soms vertederend, soms huiveringwekkend. De Olympia-schrijfmachine van de Groningse Sicherheitsdienst, met een speciale toets met het handige SS teken, links boven in de toetsenrij met cijfers en symbolen – gelukkig zit het niet in mijn font-collection dus kan ik het niet reproduceren.

De teksten van Ad van Liempt en de zijnen zijn schitterend in hun beknoptheid. De kwaliteit van de objecten, de opstelling en de presentatie maken de kans maximaal dat iemand een historische sensatie ondergaat. Het is uiteindelijk de bezoeker die zo’n sensatie tot stand brengt: zij of hij raakt in de ban van de voorwerpen, en roept zich het beeld voor ogen van het verleden van de Tweede Wereldoorlog. Hier valt voor iedereen, historicus of ‘leek’ kennis te verkrijgen en meer nog: te ‘genieten’ van het verleden, in de zin waarin Huizinga de historische sensatie eender én anders vond dan ‘kunstgenot’.

Hendrik Henrichs, Universiteit Utrecht.

Avatar photo
Dr. Hendrik Henrichs (met pensioen sinds eind 2016) was hoofddocent Cultuurgeschiedenis aan de UU. Hij hield zich o.a. bezig met public history, historische musea en historische film.
Alle artikelen van Hendrik Henrichs
Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.