Historici.nl





Gepubliceerd op 30-09-2014

Verslag: Ongehoord? Geëngageerde geschiedschrijving – symposium 17 september 2014

Woensdag 17 september organiseerde de onderzoeksgroep ‘Het publieke onbehagen’ van de Faculteit der Geesteswetenschappen van Universiteit van Amsterdam in samenwerking met debatcentrum Spui 25 een symposium over de maatschappelijk oriëntatie van de Nederlandse geschiedschrijving en het engagement van geschiedschrijvers.

Organisator en voorzitter Paul Knevel  stelde in zijn opening dat het beeld dat engagement binnen de Nederlandse geschiedschrijving als iets ongehoord wordt gezien toe is aan herziening. Het (vermeende) groeiende onbehagen in de Nederlandse polder lijkt van historici te vragen vaker en duidelijker stelling te nemen in actuele debatten, en vaker afstand te nemen van de vooral harmoniserende rol die zij de laatste decennia aannamen. Bovendien bestaat er in de politiek en samenleving een nadrukkelijke behoefte aan ‘valorisatie’ van wetenschap, dus ook van de geschiedwetenschap.

In hun lezingen gingen Herman Paul, Wim Willems, Peter Romijn en Krijn Thijs vervolgens in op verschillende vormen van engagement van geschiedschrijvers. Zij keken daarbij zowel naar het verleden als in hun eigen hedendaagse praktijk als historicus, in Nederland en in Duitsland. Een debat over de (on)wenselijkheid van engagement in de geschiedschrijving sloot de middag af.

Herman Paul vergeleek het boegbeeld van de negentiende-eeuwse verwetenschappelijking van de Nederlandse geschiedschrijving Robert Fruin met zijn Duitse collega Georg Waitz (1813-1886), leerling van Leopold von Ranke. Bij beide historici ging achter de epistemische deugden van objectieve, positivistische wetenschap, die zij essentieel achtten voor historici, een politieke en morele dimensie schuil. Beiden waren voor hun loopbaan als historicus als overtuigde liberalen politiek actief maar faalden als politici en hadden vervolgens een succesvolle loopbaan als historicus. Terugkijkend op hun historisch-wetenschappelijke werk kunnen we tegenwoordig relatief gemakkelijk zien hoe hun visie op het nationale verleden vooral werd bepaald door hun liberaal-burgerlijke wereldbeeld; de basis van hun impliciete engagement.

Aan de hand van een autobiografisch overzicht van zijn werk als sociaalhistorisch onderzoeker liet Wim Willems vervolgens zien wat expliciet engagement in de praktijk kan betekenen. En hoe vanzelfsprekend dat engagement voor hem als sociaal-historicus eigenlijk is. De verhalen van mensen van onderop te vertellen, en dan vooral van die groepen wier stemmen anders ongehoord blijven, was zijn grootste drijfveer. Hij onderzocht de geschiedenis en verhalen van verschillende groepen: Indische Nederlanders, zigeuners en woonwagenbewoners, Poolse arbeidsmigranten, en recentelijk de eerste en volgende generaties Joodse Holocaust slachtoffers uit één bepaalde Haagse straat.

Het historisch onderzoek én de vertaling van de resultaten daarvan voor een breed kan alleen vruchtbaar zijn in samenwerking met de betrokken groepen en hun organisaties, zo was Willems’ conclusie. Daarbij blijven voor de onderzoeker juist de ‘klassieke’ epistemische en morele deugden van belang om alles te onderzoeken wat je als historicus relevant acht, onafhankelijk van de groepen die je onderzoekt. Een kritisch besef waar je als onderzoeker zelf vandaan komt en wat jou heeft gevormd, is daarvoor essentieel.

Peter Romijn besprak daarna hoe het NIOD kan worden beschouwd als de belichaming van een vorm van geïnstitutionaliseerd engagement in de recente Nederlandse geschiedschrijving. Hoe dat engagement in de praktijk werd gebracht, zo stelde Romijn, is te illustreren aan de hand van de drieledige opdracht die het NIOD vanaf haar ontstaan heeft gehad: kennisproductie, oordeelsvorming en volksopvoeding. Het NIOD was het eerste van een aantal instituten die in West-Europa snel na het einde van WO II werd opgericht en de moderne vorm van contemporaine geschiedschrijving – Zeitgeschichte – heeft vormgegeven. Dit gebeurde onder invloed van door Fritz Stern gedefinieerde links-liberale, politiek-morele parameters: historici moeten de twintigste-eeuwse geschiedenis onderzoeken. Daarnaast moeten zij schrijven als wetenschapper én als betrokken burger, die met een globaliserende blik, los van te nauwe nationale kaders, de historische feiten van de nodige context voorziet. Dat links-liberale engagement is goed herkenbaar in De Jong en in de hele NIOD traditie, maar heeft in combinatie met die drieledige taakstelling voor regelmatig terugkerende spanningen gezorgd. Dit blijkt ook uit de binnenkort te verschijnen dissertatie van Annemieke van Bockxmeer over de ontwikkeling van de NIOD collectie.

Ter vergelijking liet Krijn Thijs zien dat, anders dan voor hun Nederlandse collega’s, engagement voor Duitse historici vanzelfsprekend is maar ook een problematische kant heeft. Hij deed dit aan de hand van een zeer recente en een iets minder recente kwestie die niet alleen onder historici, maar ook in de het publieke debat breed uitgemeten zijn. Christopher Clarks recente studie Sleepwalkers over de oorzaken van WO I bracht in Duitsland een hevig debat teweeg tussen enerzijds een groep jongere historici, die Clarks ontkenning van een exclusief Duitse schuld aan WO I en het bijbehorende negatief exceptionalisme gebruikten voor een pleidooi om terug te keren naar een Realpolitik die Duitsland zijn geëigende positie op het (ook militaire) wereldtoneel terug zou moeten geven. Anderzijds waarschuwden verontruste oudere historici voor terugkerende spoken uit het verleden.

Iets minder recent is de kwestie van de positie van DDR historici na de Wende. De zuivering van de evident dogmatisch marxistisch-leninistisch geëngageerde historici uit universitaire posities na 1989 ging gepaard met een zelfreflectie onder voormalig West-Duitse historici op hun eigen epistemische, politieke en morele waarden en normen, maar liet tenslotte toch een kleine groep DDR historici die actief waren geweest in de democratische oppositie tegen het regime in de nieuwe constellatie opnieuw buiten de boot vallen.

Na deze vier verschillende perspectieven op geëngageerde geschiedschrijving probeerden Wyger Velema, Janna Coopmans en Jouke Turpijn de verschillende lijnen uit de verschillende verhalen bij elkaar te brengen in een afsluitend debat over de wenselijkheid of onwenselijkheid van geëngageerde geschiedschrijving. Jammer genoeg waren niet alle sprekers meer aanwezig bij het afsluitend debat, waardoor lezingen en debat nogal lost van elkaar bleven staan.

Velema vertegenwoordigde een stringent positivistisch standpunt dat het enige engagement dat de historicus past dat van de objectieve waarheidsvinding is middels het model van het moderne historisme, omdat alle andere vormen van engagement onvermijdelijk zouden lijden tot ongewenste politieke en/of morele instrumentalisering van de geschiedwetenschap. Turpijn en Coopmans stelden daar tegenover dat engagement juist kan leiden tot een blikverruiming, omdat het de historicus kan wijzen op andere aspecten dan de tot dan toe gangbare.

De voorzitter concludeerde aan het einde van een lange middag dat engagement voor de historicus nuttig kan zijn om nieuwe inspiratie op te doen, nieuw elan te vinden en tevens een onmisbare spiegelfunctie kan hebben. Daarmee vormde dit symposium tegelijkertijd een mooie opmaat voor het KNHG Najaarscongres ‘Naar eer en geweten’. Beroepsethiek en de persona van de historicus.

Aad Blok (Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis)

 

 

Avatar photo
Aad Blok is executive editor van de International Review of Social History en hoofd van de publicatieafdeling van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.
Alle artikelen van Aad Blok
Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.