Verslag OPG Research Seminar ‘Continuity and Change in Political Culture and Practices in Europe (18th-20th centuries)’ Radboud Universiteit Nijmegen, 19 oktober 2017
Voor wie de nieuwste studieobjecten, benaderingswijzen en onderzoeksmethoden in het veld wil kennen is het aflopen van alle vaste ‘research seminars’ van de Onderzoeksschool voor Politieke Geschiedenis (OPG) een echte vereiste. Bij deze bijeenkomsten krijgen de promovendi van de onderzoeksschool de mogelijkheid om (in ruim bemeten spreektijd) hun projecten te presenteren en te laten zien wat er nieuw onder de zon is in geschiedschrijving over politiek. Genodigde afgevaardigden van de gevestigde orde laten vervolgens in referaten hun kritisch licht schijnen op de gepresenteerde nieuwigheden. Precies vanwege de samenkomst van jong en gevestigd verglijden deze referaten, die soms bedremmeld bewonderd van toon zijn en soms als verkapte waarschuwingen ter tafel komen, in levendige discussies. Historiografisch spektakel gegarandeerd – voor de aanwezigen, althans. Daarom hierbij een beknopt verslag van het jongste seminar. Deze werd op 19 oktober aan de Radboud Universiteit Nijmegen gehouden, met als insteek de immer interessante thematiek van continuïteit en verandering in het politieke bedrijf.
De historische omgang met tradities brengt het vraagstuk van verandering extra scherp voor ogen, zo bleek al snel. Als verandering op de vaste gang van zaken opende de dag dit keer niet met de officiële keynote, maar met één van de vier presenterende promovendi. Lauren Lauret (Universiteit Leiden) was zo’n variatie op de gevestigde praktijken echter wel gegeven. De afwezigheid van de eigenlijke openingsspreker, die er vanwege spoorproblemen nog niet was, toonde volgens haar goed hoe belangrijk vaste verwachtingen en conventiesvoor de alledaagse praktijk zijn. Dit gold ook voor de samenkomsten van de Nederlandse Staten-Generaal in de late achttiende en vroege negentiende eeuw. Sterker nog, Lauret betoogde dat juist conventies de bijeenkomsten van de Staten-Generaal een grote mate van continuïteit gaven, in weerwil van vermeende breekpunten en omslagen. Het actief doorgeven van tradities aan nieuwe generaties ingezetenen, wat gepaard ging met veel geklaag over gebrekkige gedragingen van anderen, hielp deze continuïteit in stand houden.
Tradities konden hard werk zijn, dat lieten ook de andere presentaties zien. Het gebruik van het verleden als leidraad voor politiek handelen vergde actieve inzet, juist ook in tijden waarin het leek alsof er grote veranderingen plaatsvonden. Martin Kohlrausch (KU Leuven) toonde in zijn rijk geïllustreerde keynote hoe de Duitse keizer Wilhelm II een strategie ontwikkelde voor de omgang met de opkomende ‘moderne’ massamedia op basis van oude vormen. De adelaarshelm, zwarte rijlaarzen en gepunte snor die de publieke beeldmerken van de Kaiser vormden symboliseerden, volgens Kohlrausch, de oude Pruisische militaire tradities, terwijl de mediamomenten die Wilhelm II inlaste grotendeels correspondeerden met politieke programma’s van technologische vooruitgang en economische expansie. Betto van Waarden (KU Leuven) besprak eenzelfde dynamiek in de presentatie van zijn promotieonderzoek naar de wisselwerking tussen massamedia en politiek aan het eind van de negentiende eeuw. De gigantische uitbreiding in aantallen kranten en tijdschriften maakten politici bewust van hun plots vergrote ‘zichtbaarheid’ en inspireerde een zoektocht naar nieuwe manieren om politiek te bedrijven, terwijl journalisten en uitgevers zelf telkens zochten naar spannender manieren om die politiek te beschrijven.
Tegenwoordig kunnen we ons afvragen wat er eigenlijk van al deze historische omgang met veranderingen is overgebleven. Een deel van de erfenis is in steen vervat en staat nog steeds. In een even gedetailleerde als sprekende analyse van de Municipal Buildings in Glasgow, verklaarde Miel Groten (Vrije Universiteit Amsterdam) hoe de keuze voor een oude, Venetiaanse architectuur, Glasgows plek als industrieel maritiem centrum van het nieuwe Britse imperium uitdrukte. De gepresenteerde studie van dit Schotse stadhuis is daarbij slechts één onderdeel van een breder promotieonderzoek naar de vormen en functies van imperiale bouwwerken door heel Europa. Of pogingen tot verandering daadwerkelijk iets nalieten is een vraag waar Oene de Haan (Universiteit Utrecht) zijn dissertatieproject op heeft ingericht. Hij presenteerde een internationale vergelijking van bureaucratische structuren in Pruissen, Oostenrijk en Beieren rond 1800, waarbij de daadwerkelijke macht om veranderingen te implementeren, aan te passen en af te ronden de inzet van het onderzoek is.
Bij een dag die zo in het teken stond van veranderingen en vermeende breekpunten, was het goed om te merken dat sommige kanten van de research seminars ongecompliceerd hetzelfde blijven. De discussie was zoals wel vaker van onnavolgbare breedte, met opmerkingen die liepen van Duitse keizerbeeldjes uit Tanzania tot toeristische tips voor Schotland. Een greep uit de pareltjes: ‘Reinhart Koselleck was ook iemand’, ‘Is efficiëntie wel winst?’, ‘Continuïteit was activiteit, niet passiviteit, dingen moesten hetzelfde blijven’, ‘Het parlement als een microkosmos’ en ‘Analyseren we eigenlijk historische veranderingen of contemporaine ideeën over historische veranderingen?’ De volgende vindt in goede orde plaats in het voorjaar van 2018, maar voor die tijd is er het overtreffende, internationale OPG-congres: ‘The State of the Art in the History of Politics’, op 30 november en 1 december in Den Haag.
– Erik de Lange (UU)