Verslag: Slavernijbeeld Atlanto-centrisch? Symposium Slavernij in het Nederlandse imperium
Slavernij wordt in Nederland meestal geassocieerd met Atlantische slavernij. Het bestaande beeld van slavernij zou je zelfs ‘Atlanto-centrisch’ kunnen noemen. Niet terecht, zo vonden de drie jonge onderzoekers die tijdens het op 25 september georganiseerde IISG-KNAW symposium spraken. Uit de door IISG-onderzoeker Matthias van Rossum gepresenteerde – en deels nog niet eerder gepubliceerde – cijfers bleek bijvoorbeeld dat slavernij in het Nederlands imperium in de Oost van een vergelijkbare omvang was als die in de West. In de zeventiende eeuw was de slavenhandel in de VOC-gebieden zelfs groter dan die onder Nederlandse controle in de West. Pas in de tweede helft van de achttiende eeuw draaide die verhouding om.
Slavernij op grote schaal
Voor Ulbe Bosma, senior onderzoeker van het IISG een hoogleraar aan de VU, was slavernij in de Oost geen nieuw gegeven, maar hij benadrukte het belang van wereldwijd vergelijkend onderzoek. Hij leidde het symposium in aan de hand van Bruno Laskers boek Human Bondage in Southeast Asia, dat al in 1951 een lans brak voor een vergelijkend en lange termijn perspectief op ontwikkeling van verschillende vormen van gedwongen arbeid.
Uit de presentaties van zowel Matthias van Rossum als Kate Ekama (promovenda aan de Universiteit Leiden) werd duidelijk dat het – in ieder geval waar het slavernij betrof – niet om een ‘milde inheemse’ variant ging, maar om slavernij op grote schaal in tal van sectoren van de economie. Voor een aanzienlijk deel werden de slaven bovendien verhandeld en bezeten door VOC-medewerkers.
De presentaties baseerden zich op ‘vers’ onderzoek en zaten vol nieuwe inzichten met betrekking tot de diversiteit van slavernij in het Nederlandse Rijk. Zo besprak Kate Ekama de culturele interactie, herkomst, positie en mogelijkheden van slaven in Colombo, Ceylon aan de hand van een rechtszaak.

Iberische slavernij
De Leidse onderzoeker Karwan Fatah-Black – die tijdens deze avond de West representeerde – belichtte de slavernij in de stad Paramaribo. Deze stedelijke slavernij beschreef hij als een in het huishouden geïntegreerde vorm van arbeid waar de privé – en bedrijfsmatige inzet van slaven door elkaar liepen. Deze vorm bestond in het hele Nederlandse imperium en daarvoor al in de Portugese invloedsfeer. Fatah-Black ging zelfs zover te stellen dat onderzoek naar het Iberische slavernijverleden van groot belang is voor het verkrijgen van inzicht in de wortels van het Nederlandse slavernijverleden.
Deze ‘kennis in ontwikkeling’ vergde wel wat van de zaal die voor een groot deel bestond uit een breed geïnteresseerd publiek. Wat hier gepresenteerd werd zette het bij velen bestaande beeld van het Nederlands slavernijverleden best een beetje op z’n kop.
Oude beeld bijstellen?
De definitie van slavernij, bleef de hele avond een terugkerend thema (onderscheidende karakteristieken die langs kwamen waren o.a: verkoopbaar eigendom, verhandeld en verscheept over lange afstand, de juridische positie (als getuige of slachtoffer misdaad) etc,). Meerdere vragen van de zaal gingen hierover en wekten de indruk dat er gezocht werd naar overeenkomsten en verschillen met het gestandaardiseerde beeld van de slavernij zoals bekend van de plantages in de West. Dit laatste werd door KITLV-directeur Gert Oostindie, ter afsluiting nog eens onderstreept.
Dat dit zoeken aan het eind van de avond nog niet klaar was, is heel begrijpelijk. De presentaties gaven immers aanleiding voor de bijstelling van een oud bestaand beeld en voor meer nieuwe vragen…en meer onderzoek.
Tamira Combrink (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis)