Historici.nl





Gepubliceerd op 16-11-2021

Wereldburgerschap in beweging. Verslag van het KNHG-Jaarcongres 2021

Op vrijdag 12 november 2021 vond, twee jaar na de laatste fysiek georganiseerde editie, het Jaarcongres van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (KNHG) plaats, ditmaal in het Nationaal Archief in Den Haag. De organisatie was mede in handen van Marjolein ’t Hart van het Huygens ING; het overkoepelende thema was ‘wereldburgerschap’. In een tijd waarin veel thema’s die in het maatschappelijk debat worden bediscussieerd geen nationale aangelegenheid (meer) zijn – denk aan de klimaatcrisis, migratie- en vluchtelingenbeleid, en de coronacrisis – is het geen thema dat zomaar uit de lucht komt vallen. In verschillende keynotes en paneldiscussies werd ingegaan op het thema in relatie tot onderwijs en tot erfgoed. De Brits-Ghanese filosoof Kwame Anthony Appiah besloot de dag met een digitale lezing vanuit New York.

De deelnemers van het congres werden verwelkomd door Afelonne Doek, directeur van het Nationaal Archief, en Inger Leemans, hoofd van NL-Lab bij het Humanities Cluster van het KNAW en hoogleraar aan de VU Amsterdam, die vandaag de dagvoorzitter was. 

Daarna was het woord aan Marjolein ’t Hart, onderzoeker bij Huygens ING en bijzonder hoogleraar Geschiedenis en Staatsvorming in Mondiaal Perspectief aan de VU, die de eerste keynote van de dag verzorgde. De keynote kende de titel ‘Wereldburgerschap. Wat moeten historici daarmee?’. ’t Hart definieert ‘wereldburgerschap’ – vooruitlopend op Appiah – niet als bezit, maar als houding: een willen weten van en over andere samenlevingen, en het besef dat de wereld met iedereen wordt gedeeld. Maar, stelt ’t Hart, ‘nationale identiteit is op zich niet iets wat we moeten bestrijden’: ‘Ze geeft je het gevoel hoe je in deze wereld past. Je kunt trots zijn op je achtergrond, maar ook beseffen dat transnationale invloeden en connecties onmiskenbaar zijn geweest en zullen zijn.’ Desondanks mondt de keynote uit in een vurig pleidooi tegen het nog altijd aanwezige nationale raamwerk dat het Nederlandse geschiedenisonderwijs kenmerkt, en vóór meer aandacht voor transnationale netwerken in de geschiedenis.

Wereldburgerschap en onderwijs

Het ochtendpanel ging verder in op wereldburgerschap en onderwijs. Er bloeien steeds meer initiatieven op om in het geschiedenisonderwijs meer aandacht aan wereldburgerschap te besteden. Hoe kunnen deze initiatieven worden verwerkelijkt, en hoe niet? Drie panelleden hielden een korte pitch en gingen vervolgens met elkaar en met het publiek in gesprek.

Docent geschiedenis Marian Heesen stelt dat geschiedenisonderwijs een belangrijke rol vervult in de ‘bestaansverheldering’ van leerlingen: het verleden helpt om jezelf en je eigen tijd beter te begrijpen. Daarom is geschiedenis bij uitstek een vak dat mee moet veranderen met de tijd, wat meer aandacht voor de verwevenheid van de Nederlandse geschiedenis met die van de wereld betekent. Alderik Visser, onderwijskundige en leerplanontwikkelaar, problematiseert het idee dat wereldburgerschap aan het onderwijs moet worden toegevoegd, omdat het Nederlandse onderwijs nu al zwoegt door het grote aantal zaken dat besproken moet worden. Als wereldburgerschap aan het curriculum wordt toegevoegd, vraagt Visser zich hardop af, welk thema moet daar dan tijd en aandacht voor inleveren?

Ellen Loozen, medewerker educatie van het Nationaal Archief, vertelt over het project ‘NA Inclusief’, dat ervoor moet zorgen dat meer kinderen zich herkennen in de collectie en activiteiten van het archief. De vierde spreker, promovenda aan de Nederlandse Defensie Academie/Radboud Universiteit Nijmegen en bestuurslid van Jong KNHG Lema Salah, was verhinderd, en zodoende werd haar pitch voorgedragen door KNHG-directeur Antia Wiersma. Salah pleit voor een grotere diversiteit in de nu nog te witte collegezalen van Nederlandse universiteiten, zodat meer gekleurde studenten zich er thuis voelen.

In het gesprek tussen de panelleden en de zaal werd benadrukt dat wereldburgerschap niet een extra onderdeel is dat aan het curriculum moet worden toegevoegd, maar eerder een uitgangspunt dat het curriculum zelf zou moeten kenmerken. Desondanks wordt de hoge werkdruk en werklast van docenten al snel het gespreksthema, en blijkt de gedeelde ervaring – en frustratie – dat zij zelf te weinig tijd en ruimte hebben om wereldburgerschap in hun lessen te incorporeren. De gedeelde vraag is dan ook wie er uiteindelijk verantwoordelijkheid draagt voor de inhoud van het geschiedenisonderwijs: wat is de rol van de politiek, docentenopleidingen en ontwikkelaars van lesmethodes? En hoeveel speelruimte hebben docenten eigenlijk zelf?

Wereldburgerschap en erfgoed

Het middagpanel over wereldburgerschap en erfgoed werd ingevuld door Arjan Agema (hoofd digitalisering bij het Nationaal Archief), Ghufran Ahmad (promovendus aan de VU) en Valika Smeulders (hoofd geschiedenis bij het Rijksmuseum). Agema en Smeulders benadrukken dat de digitalisering van archieven een belangrijke eerste stap is om meer perspectieven aan historisch onderzoek toe te kunnen voegen. ‘Eigenaarschap van archieven’, zo stelt Agema, is immers ‘eigenaarschap van narratieven’. 

Smeulders benoemt tevens de indeling van Nederlandse musea, waarbij Nederlandse geschiedenis in veel gevallen sterk gescheiden blijft van de geschiedenis van de rest van de wereld. Het zou verrijkend zijn om te laten zien dat veel nationale symbolen van trots juist bestaan dankzij de Nederlandse connectie met de wereld. Een andere kwestie is die van het teruggeven van erfgoed aan de personen of landen vanwaar dit erfgoed oorspronkelijk komt. Wat deze kwestie bemoeilijkt, is de wetenschap dat het erfgoed in veel gevallen door staten zal worden gebruikt om hun nationale identiteit te legitimeren.

Ahmad vertelt over de problematiek rond het UNESCO-werelderfgoed in Mosul, Irak. Hij laat zien dat de betrokkenheid van vele verschillende groepen bij bepaald erfgoed ook juist tot conflicten leidt, omdat elke groep het erfgoed om andere redenen waardeert. Daarnaast bekritiseert hij het feit dat de beroemde moskee van Mosul weliswaar wordt hersteld, maar dat het stempel ‘world heritage’ tegelijkertijd leidt tot een beperkte toegang voor de lokale bevolking. Ahmad toont hiermee het spanningsveld tussen wereldburgerschap en lokaal burgerschap.

Rooted cosmopolitism

De tweede keynote van de dag werd via een live-verbinding gehouden door Kwame Anthony Appiah, hoogleraar Filosofie en Rechten aan New York University. In zijn werk poogt Appiah een vorm van wereldburgerschap vorm te geven die hij rooted cosmopolitism noemt. Hij gaat er daarbij vanuit dat alle bewoners van de aarde een bepaald lot delen en dat we goede ideeën kunnen uitwisselen met elkaar, maar dat een wereldwijde superstaat, net als het verlies van een liefde voor ‘thuis’, niet nodig is: ‘We do not need a single world government, but we must care for the fate of all human beings, inside and outside our own societies. We have much to gain from conversation with one another across differences.’ Appiah concludeert dat wereldburgerschap altijd geworteld is, en dat het draait om het meenemen van onze eigen wortels in de ontmoeting met de ander.

Susan Legêne, hoogleraar Politieke Geschiedenis (VU), gaf een reactie op Appiahs keynote en vroeg hem of wereldburgerschap een manier kan zijn om de vele verschillende stemmen over de geschiedenis samen te brengen. Appiah benadrukte in zijn antwoord dat historici een belangrijke normatieve rol vervullen. Veel normatieve vragen kunnen enkel begrepen worden met behulp van historische inzichten: wat het goede is om te doen, is afhankelijk van wat er gebeurd is. Historici hebben dan ook de verantwoordelijkheid om data uit het verleden te ‘narrativeren’, en om zo mede te bepalen wat een juiste beslissing is. 

De keynote van Appiah was daarmee een oproep tot interesse in de ander, openheid en communicatie. Over de vraag of dit goede principes zijn, leek in de zaal niet veel onenigheid te bestaan. Toch was het op sommige momenten lastig voor te stellen hoe Appiahs ideeën concreet weerklank kunnen vinden in de wereld. Het doet denken aan de discussie tijdens het ochtendpanel, over wereldburgerschap en onderwijs: dat wereldburgerschap meer aandacht verdient in het geschiedenisonderwijs, daar leek iedereen het wel mee eens. De moeilijkheden liggen echter in het concreet vormgeven en implementeren van zulke ideeën. Hopelijk vormt dit congres voor de aanwezigen een aanleiding om hier verder over na te denken.

Nick Oosterwijk is redactie-assistent bij BMGN – Low Countries Historical Review, het historisch-wetenschappelijk tijdschrift over de geschiedenis van de Lage Landen, uitgegeven door het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.