Historici.nl





Gepubliceerd op 25-04-2018

What’s Up With Flex

Bram van den Hout

In de afgelopen decennia is een nieuwe arbeidsvorm ontstaan waarin werknemers in een uiterst kwetsbare positie verkeren: het zogenaamde flexwerken. Deze precaire arbeidsverhouding wordt gekenmerkt door onzekerheden en gebrek aan rechten voor de flexwerkers. Dit in contrast met de werkgevers die minder risico lopen (denk aan belasting en ziekte) bij het inhuren van flexwerkers in vergelijking met werknemers met een vast contract. Op 12 april organiseerde het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in de Balie in Amsterdam een middag om haar onderzoek te presenteren en een debat te voeren over flexwerk in Nederland. Het onderzoek ‘Precaire Polder’ begon als archiefonderzoek naar vakbonden, ging al snel over ontwikkelingen in arbeidsverhoudingen in Nederland. In zes maanden tijd heeft een onderzoeksteam van het IISG in samenwerking met het FNV gekeken naar de opkomst en ontwikkeling van flexwerken.

Het onderzoeksrapport werd na het welkomstwoord overhandigd aan Els Hoogerhuis, die vertelde dat vrouwen (waaronder Hoogerhuis zelf) al snel de opkomst van het flexwerken opmerkten in de jaren 80 en als reactie bij het FNV de groep Vrouwen Vooruit hebben opgericht. Hoogerhuis schetste een beeld van flexwerkers die onzeker van hun levensonderhoud naast de telefoon aan het wachten waren in de hoop dat ze gebeld werden voor werk. Deze precaire positie verstoorde hun sociale leven en eiste een zware tol op hun welzijn. Dit terwijl de werkgevers flexwerken ‘sexy’ probeerden te maken door woorden te gebruiken zoals “creatief en van deze tijd” versus het “oude en saaie” contractwerk. Vrouwen Vooruit kaartte dit probleem aan bij de FNV, maar flexwerk bleef groeien.

Hoewel de middag was georganiseerd om het onderzoeksrapport te presenteren en het debat daarop aansloot, werd er naar verhouding erg weinig tijd besteed aan het rapport zelf. Dit terwijl juist de bevindingen van het onderzoeksteam veel nieuwe inzichten hadden kunnen bieden. Er werden enkele korte vragen gesteld aan Matthias van Rossum (IISG), leidinggevende van het onderzoek, bijvoorbeeld over het gebrek van het perspectief van vakbondsleden (“door de vakbonden niet of nauwelijks in het archief opgenomen”) en de twee werkgroepen die eerder die dag het verslag hadden doorgenomen en besproken. Maar het debat tussen de panelleden nam veruit het meeste tijd in. Gelukkig kregen de aanwezigen na afloop het onderzoek mee naar huis, maar dit bevestigde alleen maar mijn vermoeden dat het onderzoek meer lof verdiende tijdens de middag én dat de resultaten direct gebruikt konden worden tijdens het debat. Een gemiste kans, niet in de laatste plaats om het onderzoeksteam langer in de schijnwerpers te zetten.

Tijdens het welkomstwoord door gesprekleider Sandra Rottenberg werden enkele vragen aan het publiek gesteld om de samenstelling te bepalen. Bij de vraag wie er lid was van een vakbond stak ongeveer 70 procent zijn of haar hand omhoog. De verdeling tussen ZZP’ers en vaste dienst was ongeveer gelijk, maar het werd al snel overduidelijk dat de grote meerderheid van de aanwezigen onderzoekers waren of bij een vakbond werkten. Als men daarbij bedenkt dat de vier panelleden verbonden zijn (geweest) met een vakbond of onderzoek doen naar arbeidsverhoudingen, wordt het al snel duidelijk dat het debat vrij eenzijdig was. Naast enige afwijkende meningen over oplossingen voor en oorzaken van flexwerk, waren de meningen van de sprekers grotendeels eensgezind: flexwerk is voornamelijk een slecht fenomeen dat gereguleerd moet worden. Het is jammer dat er niet een vertegenwoordiger aanwezig was van, bijvoorbeeld, een werkgeversorganisatie: het perspectief van de andere kant van het flexwerken kon het debat naar een hoger niveau hebben getild. Voorafgaande aan het debat spraken Klara Boonstra (Wiardi Beckman Stichting en VU), Kitty Jong (FNV), Robert Went (WRR), Mei Li Vos (Alternatief voor Vakbond), en Muriel van Elburg (Rider’s Union) over hun persoonlijke ervaringen met flexwerk, en hun visie voor hoe in de toekomst om ermee moet worden omgegaan. Historische data geven aan dat flexwerken slecht is voor de economie, gezinsgroei, en persoonlijke en maatschappelijke vooruitgang – en dat werd geïllustreerd door de ervaringen van de sprekers.

Uiteindelijk is de vraag hoe flexwerken kan worden opgelost, en of dit wel moet worden opgelost. Rottenberg concludeerde kort maar krachtig samen: de overheid moet meer ingrijpen, de vakbonden moeten meer samenwerken, de flexwerkers moeten lid worden van vakbonden, er moet meer aandacht komen voor initatieven van onderaf, en de problemen moeten aangekaart worden. Nederland is al het goede pad ingeslagen, maar heeft nog een lange weg te gaan.

Het rapport Precaire Polder is via deze link te lezen.

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.