Wie schrijft de geschiedenis? Verslag KNHG Jaarcongres: uitsluiting, stilte en taboe in de geschiedenis
‘Geschiedschrijving kan niet zonder stilte’, stelde Beatrice de Graaf tijdens de openingslezing van het KNHG Jaarcongres: uitsluiting, stilte en taboe in de geschiedenis. Het congres stond in het teken van de bewustwording van de uitsluiting die plaatsvindt in de geschiedschrijving. Waarom worden verschillende gebeurtenissen of perspectieven vermeden of verzwegen? Wie bepaalt wat er wordt geschreven?

Prof. Dr. Beatrice de Graaf opent het KNHG Jaarcongres: uitsluiting, stilte en taboe in de geschiedenis, © Hans Spijker
Onderbelicht
Tijdens het congres werden meerdere perspectieven uitgelicht die onderbelicht zijn of zijn geweest. Mariecke van den Berg (Theologie en Gender Studies) gaf aan dat predikanten, anders dan wellicht verwacht, een belangrijke rol spelen in het bespreekbaar maken van (homo)seksualiteit. In steeds meer kerken wordt de stilte doorbroken. Remco Breuker (Korea en Noordoost Azie) vroeg zich af waar de Noord-Koreaanse hoogleraren binnen het vakgebied Korea-studies zich bevinden. Hun afwezigheid is slechts voor een deel te verklaren door de stilte in het onderzoek vanuit en naar Noord-Korea: bronnen zijn schaars en onderzoek wordt vanuit de regering niet aangemoedigd. Floris Mulder (curator) legde uit waarom de oprichting van Het Dolhuys vooruitstrevend was: hoe ervoeren patiënten de zorg die hen werd aangeboden of opgedrongen? Maurice San-a-Jong (Black Studies) benadrukte waarom het werk van Anton de Kom zo betekenisvol is. De Kom gaf een genuanceerd beeld van de geschiedenis van Suriname en week hiermee af van het perspectief van de overheersing.

Sessie 2 – Silenced voices. Vlnr: sessieleider Susan Legêne, Josien Pieterse, Maurice San-a-Jong, Floris Mulder en Remco Breuker, © Hans Spijker
Vrijheid van onderzoek en bewustzijn
Het benoemen van onderbelichte of onbekende perspectieven vond ik minder interessant dan het onderliggende vraagstuk dat onlosmakelijk verbonden is aan de stilte: wie schrijft de geschiedenis? Naar aanleiding van de lezing van San-a-Jong werd een belangrijke vraag gesteld vanuit het publiek: in hoeverre krijgt San-a-Jong, een academicus met Surinaamse voorouders, de vrijheid om onderzoek te verrichten buiten Black Studies om? Deze vraag gold niet alleen voor San-a-Jong, ook historici als Corrie Tijsseling en Van den Berg hadden de vraag kunnen beantwoorden. Bovendien werkt deze vraag twee kanten op. Zo is Breuker zich als Korea-deskundige bewust van het feit dat hij zich als witte man in een vakgebied begeeft waar Koreaanse stemmen grotendeels ontbreken.

Sessie 3 – Het verleden praat terug. Vlnr: sessieleider Ann Rigney, Maarten van Ginderachter, Berteke Waaldijk, Corrie Tijsseling en Paul van Trigt, © Hans Spijker
Bronnenkritiek
Er zullen altijd stiltes zijn en perspectieven verborgen blijven in de geschiedschrijving. Moeten historici, naast het bewust zijn en het benoemen van die stiltes, massaal de stiltes doorbreken? Is dat wenselijk? Is dat mogelijk? Het probleem dat sprekers keer op keer benadrukten is dat het lastig is om verzwegen perspectieven te duiden met weinig bronmateriaal. Marens Engelhard (directeur Nationaal Archief) onderlijnt dat archieven een politieke functie hebben en een afspiegeling zijn van de macht. Welk materiaal wordt van betekenis geacht om te selecteren en te onderzoeken en wat niet? Welke bronnen zullen in de toekomst invloedrijk zijn en welke niet? Dit zijn complexe, en volgens Engelhard voor het archiefwezen zelfs beangstigende, vragen. Zoals Maarten van Ginderachter aangaf: je kunt niet voorspellen welke groepen in de toekomst gediscrimineerd worden. Of als Ann Rigney citeerde: ‘there are also unknown unknowns – the ones we don’t know we don’t know’. Het gebrek aan directe bronnen hoeft geen onoverkoombaar obstakel te zijn wanneer er geschreven wordt over een obscuur onderwerp. Van Ginderachter herinnert ons er aan dat het gebrek aan bewijs niet betekent dat er geen bewijs is.

‘Vrolijke dwarskijker’, Alex van Stipriaan Luïscius aan het woord, © Hans Spijker
There is a crack in everything, that is how the light gets in
Het is niet gemakkelijk uit de bijeenkomst een weldoordachte conclusie af te leiden. De lezingen waren mijns inziens te kort (en in zekere zin ook te repetitief) om echt de diepgang in te kunnen gaan. De rode draad van het congres is dat het een onmogelijke taak is om alle perspectieven te belichten en alle taboes en stiltes te doorbreken, maar dat historici hier wel naar moeten streven. Het bewust zijn van de veelzijdigheid van de geschiedenis – dat is wat historici tijdens de opleiding leren. Alex van Stipriaan Luiscius betoogde tijdens zijn gesproken column als ‘vrolijke dwarskijker’ van de dag dat historici het gebruik van de begrippen ‘wij’ en ‘men’ tot een minimum moeten beperken en de betrokkenen bovendien duidelijk moeten benoemen. ‘Wij’ bestaan niet. Ik hoorde de echo van de stem van mij universitair docent: ‘Who is he, Elisabeth? Don’t use pronounces, use names’. Zeer irritant, maar wel noodzakelijk: want wie schrijft de geschiedenis nu eigenlijk?