Aerssen, Josina Anna Petronella van (1733-1797)

 
English | Nederlands

AERSSEN, Josina Anna Petronella barones van, vooral bekend als Josina van Boetzelaer (geb. Den Haag 3-1-1733 – gest. IJsselstein 3-9-1797), componiste. Dochter van Cornelis van Aerssen (1698-1766) en Anna Albertina van Schagen Beijeren (1699-1762). In 1768 trouwde Josina van Aerssen in Den Haag met Carel baron van Boetzelaer (1727-1803), beroepsmilitair. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren.

Josina van Aerssen verkeerde vanaf haar jeugd in kringen van het Huis van Oranje. In 1760 nam zij deel aan de plechtigheden ter gelegenheid van het huwelijk van prinses Caroline (1743-1787) met Charles Christian van Nassau-Weilburg. Ook was zij hofdame, eerst van prinses Anna van Hannover (1709-1759), echtgenote van stadhouder Willem IV, en daarna van eerdergenoemde prinses Caroline, hun dochter. Het Koninklijk Huisarchief heeft drie betalingsbewijzen voor haar diensten als hofdame, elk van driehonderd gulden voor een periode van zes maanden.

Als hofdame kon Josina van Aerssen de vele hofconcerten en opera-uitvoeringen in Den Haag bijwonen. Voor zowel prinses Anna als haar dochter Caroline, beiden getalenteerde musici, was muziekmaken een dagelijkse bezigheid en het is mogelijk dat Josina deelnam aan het musiceren in hofkringen. Leopold Mozart, van september 1765 tot eind maart 1766 in Holland in verband met de concerttournee van zijn twee wonderkinderen Wolfgang en Nannerl, noteerde haar als ‘Mdlle. Vossol’ op een lijst van personen die hij in Den Haag leerde kennen. Vossol, eigenlijk Voshol, was de heerlijkheid waaraan Van Aerssen haar adellijke titel en rechten ontleende. Op deze lijst staat ook Josina’s muziekleraar, Francesco Pasquale Ricci (1732-1817), een violist die tussen 1764 en 1780 onder andere in het Haagse hoforkest werkzaam was (De Smet, 67). Omstreeks 1777 droeg Ricci zes arietta’s op aan Josina van Boetzelaer. In de opdracht van dit werk verwijst hij naar zowel haar zangkunst als haar componeren.

Enkele bronnen maken melding van haar talent als portrettiste. In 1765 berichtte prinses Caroline dat Josina van Aerssen een goed lijkend portret had gemaakt van de hertog van York bij diens bezoek aan Den Haag. In 1910 werden twee van haar werken geëxposeerd op een Rotterdamse tentoonstelling van miniaturen (Scheen, dl. 1, 310). Heden ten dage zijn er echter geen schilderijen of miniaturen van haar hand bekend.

Van Aerssen was 35 jaar toen zij in de zomer van 1768 in de Waalse kerk trouwde met Carel baron van Boetzelaer, op dat moment luitenant-kolonel bij het tweede bataljon van het Regiment Hollandsche Gardes, waarin hij tegen het eind van zijn leven luitenant-generaal zou worden. Van Boetzelaer was actief in de vrijmetselarij – van 1759 tot 1797 was hij Grootmeester Nationaal. Het echtpaar vestigde zich in Den Haag. Vier jaar na hun huwelijk werd hun eerste kind geboren, een jongetje dat spoedig stierf. Er volgden twee dochters, Wilhelmina (1773-1822) en Louise Albertine (1775-1845).

Composities

Rond 1780 liet Josina van Boetzelaer vier bundels zelfgecomponeerde muziek in druk verschijnen: Sei ariette (opus 1?) en opus 2 en 4, verzamelingen van georkestreerde vocale werken (van opus 3, 6 Canzonette a piu voce, is tegenwoordig geen exemplaar bekend). Haar eerste werk verscheen onder de naam ‘Barones N.N.’ (nomen nescio), opus 2 en 4 publiceerde zij wél onder haar eigen naam.

Van Boetzelaer liet zich inspireren door Italiaanse teksten. De teksten in Sei ariette zijn van markiezin Visconti, geboren Bagliotti. In opus 2 en 4 zijn de ariateksten van Pietro Metastasio (1698-1782), de meest gevierde librettist van de achttiende eeuw. Eind 1779 schreef Metastasio haar een bedankbriefje voor de aria’s die zij hem had gestuurd (Brunelli, dl. 5, 602). Van Boetzelaer putte bij voorkeur uit zijn libretto Le cinesi. Dat zij teksten van hem op muziek zette was in de Republiek, anders dan in de rest van Europa, zeer ongebruikelijk.

Opus 2 en 4 bevatten georkestreerde opera seria-aria’s in een levendig Mozartiaans idioom. Beide collecties geven blijk van een voorkeur voor grote-terts toonsoorten. Het orkest dient veelal als ondersteuning van de zangstem, maar er zijn ook frappante voorbeelden van instrumentale tekstuitbeelding. Zo wordt in opus 4,3 het woord giri (‘je draait’) uitgebeeld door violen die speels om de zangstem draaien.

Opus 2 telt vier aria’s. De begeleiding van de eerste twee bestaat uit strijkinstrumenten en continuo. In de derde aria is het kleurenpalet verrijkt met twee hobo’s en twee hoorns. Het opus wordt afgesloten met een feestelijk duet voor een schaapherder en een nimf. In opus 4 bewandelde Van Boetzelaer nieuwe wegen. In de eerste aria wordt de gebruikelijke ABA-vorm uitgebreid: binnen het A-gedeelte zijn twee contrasterende onderdelen, ieder met een eigen tempo en maatsoort. Het derde nummer, een cavatina, dient als inleiding op het vierde. Het vijfde en laatste nummer, net als in opus 2 een feestelijk hoogtepunt, is hier een kort blijmoedig werk voor afwisselend twee en vier stemmen.

In beide collecties is het onderwerp van de ariateksten veelal de liefde. Behalve enkele passages voor een tenor in het laatste nummer van opus 4 zijn alle werken gecomponeerd voor sopraan, ook als het in Metastasio’s libretto om een mannenrol gaat. Omdat de teksten vrij kort zijn – vaak twee strofes van ieder vier korte regels – vormt tekstherhaling een vast bestanddeel. Elk nummer wordt een hechte eenheid doordat tekstherhalingen dikwijls samengaan met varianten van dezelfde melodische motieven.

Reputatie

Van Boetzelaer vertegenwoordigt de welgestelde achttiende-eeuwse dilettante voor wie musiceren een privé-aangelegenheid moest blijven. Over toenmalige uitvoeringen van haar composities is tot nu toe geen enkele vermelding gevonden. Haar manuscripten zijn niet bekend; voorzover haar composities zijn overgeleverd, is dat te danken aan het feit dat zij ze liet drukken. Opvallend is dat Josina van Boetzelaer in 1790 al werd opgenomen in de eerste editie van Gerbers lexicon. Als componiste is zij in meerdere opzichten een unicum in de Nederlandse muziek van de achttiende eeuw. In die tijd kende Nederland nauwelijks eigen componisten – het muziekleven werd beheerst door de hier verblijvende buitenlanders – en naast Van Boetzelaer maar één andere componiste: Belle van Zuylen, maar zij begon pas na haar vertrek uit Nederland met componeren. Opmerkelijk is dat een dilettante als Van Boetzelaer zich toelegde op complete orkestaria’s; opera was in Europa een buitengewoon populair genre maar werd in Nederland vrijwel niet beoefend.

Enige tijd geleden werden in Green Bay, Wisconsin (V.S.), twee pastelportretten van Josina en Carl van Boetzelaer ontdekt. Deze waren het eigendom van hun kleindochter Caroline Louisa Albertina van der Meulen, die in 1850 met haar echtgenoot naar Amerika emigreerde. Toen deze kleindochter in 1891 stierf, liet zij onder meer deze twee portretten na aan de Wisconsin State Historical Society.

Naslagwerken

Heye; Lexicon der Tonkünstler; Repertoire international des sources musicales; Scheen.

Archivalia

Koninklijk Huisarchief, Den Haag: Archief Willem IV, inv. nr. A17-513, Memorandum over huwelijk prinses Caroline; Correspondentie prinses Caroline van Nassau-Weilburg, 1763-1787, inv. nr. 171 [over schilderkunst van Van Aerssen]; Archief Willem V, Financiën nr. 9 [kwitantie van Van Aerssen].

Werken

  • Barones N.N. [= Josina van Boetzelaer], Sei ariette [exemplaar in het Civico Museo Bibliografico Musicale, Bologna; op microfiche in de Toonkunst-Bibliotheek, Amsterdam].
  • Baronessa Giustina Boetzelaer, nata B. d’Aerssen, di Voshol &c., Raccolta d’arie sciolte con sinfonia, opera II [exemplaar in de Music Library van de University of Michigan, Ann Arbor (V.S.), en in de Zentralbibliothek van Zürich; beide zijn incompleet].
  • Baronessa Giustina Boetzelaer, nata Baronessa d’Aerssen, di Voshol &c., Arie sciolte, e coro con sinfonia, Opera quarta [exemplaar in het Frančiškanski Klooster in Nova Mesto, Slovenië; incompleet exemplaar in de Gosudarstvennaya Biblioteka, Moskou].

    .

Literatuur

  • D.G. van Epen, Het geslacht Van Aerssen, Geslachtregister met biographische en heraldische aantekeningen (’s-Gravenhage/Brussel 1902).
  • B. Brunelli ed., Tutte le opere di Pietro Metastasio (Milaan 1953-1963).
  • J.W. des Tombe, Het geslacht Van den Boetzelaer. De historische ontwikkeling van de rechtspositie en de staatkundige invloed van een belangrijk riddermatig geslacht, C.W.L. van Boetzelaer ed. (Assen 1969).
  • M. de Smet, La musique à la cour de Guillaume V, Prince d’Orange (1748-1806) d’après les archives de la Maison Royale des Pays-Bas (Utrecht 1973).
  • H. Metzelaar, ‘Josina Anna Petronella van den Boetzelaer (1733-1797)’, in: S. Glickman en M. Furman Schleifer red., Women composers: Music through the ages 3 (New York 1998) 22-27 [partituur aria 1, op. 4: 28-62].
  • H. Metzelaar, From private to public spheres: exploring women’s role in Dutch musical life from c. 1700 to c. 1880 and three case studies (Utrecht 1999).
  • P. van Reijen, ‘Metastasiologische Streifzüge durch die Niederländische Musik- und Theatergeschichte des 18. Jahrhunderts’, Händel-Jahrbuch 45 (1999) 206-219.
  • R. Rasch, ‘The Italian presence in the musical life of the Dutch Republic’, in: Reinhard Strohm red., The eighteenth-century diaspora of Italian music and musicians (Turnhout 2001) 177-210.
  • Helen Metzelaar (ed.), Josina van Boetzelaer, Raccolta d'arie sciolte con sinfonia, Opera II, and Arie sciolte e Coro con Sinfonia, Opera Quarta (Utrecht: Kon.Ver. voor Ned. Muziekgeschiedenis, 2007).

Illustratie

Pastelportret door Izaäk Schmidt (1740-1818), ca. 1771. Met toestemming van de Brown County Historical Society, Green Bay, Wisconsin (foto: H. Metzelaar).

Auteur: Helen Metzelaar

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.