Bergh, Anna Gertrude Elizabeth van den (1793-1840)

 
English | Nederlands

BERGH, Anna Gertrude Elizabeth van den (ged. Mülheim a/d Rijn, Duitsland 21-1-1793 – ­gest. Den Haag 10-9-1840), pianiste, muziekpedagoge en componiste. Dochter van Henderik van den Bergh (1768-1846) en Maria Theresia Leydel. Gertrude van den Bergh bleef ongehuwd.

Gertrude van den Bergh was de oudste dochter van een Nederlandse vader en een Duitse moeder – zij waren op 7 mei 1792 ‘op hun woonscheepje’ in de Rijn bij Keulen door een rooms-katholieke priester in de echt verbonden. Op zeer jonge leeftijd bleek het muzikaal talent van Gertrude. Al in 1802 vermeldt de muziekcatalogus van de Berlijnse firma J.J. en B. Hummel een klavecimbelsonate van haar: Gertrude was toen pas negen jaar oud.

Op haar zesde kreeg zij haar eerste pianolessen en als jong meisje trad zij in Duitsland op: ‘de bijval, welke men haar aan alle kanten toejuichte, was onbeschrijfelijk’ (Amphion, 46). Later studeerde zij compositie bij Johann Burgmüller en piano bij Ferdinand Ries, een leerling van Beethoven en een zeer vooraanstaand pianist en componist. In juli 1809 maakten Gertrude en haar jongere zuster Sophia, over wie weinig bekend is,­ een concerttournee door Nederland, georganiseerd door hun vader. In Den Haag oordeelde men ‘iets dergelijks nooit schoner, nooit uitvoeriger, hier in deze stad gehoord te hebben’.

Den Haag

Het gezin Van den Bergh is waarschijnlijk vóór 1813 in Den Haag komen wonen. Sindsdien speelde Gertrude weinig meer in het openbaar; de reden hiervan is niet bekend. Wel gaf zij uitvoeringen in informele kring, waar vooral haar interpretatie van Beethoven opviel. Al in 1818 speelde zij de muziek van Johann Sebastian Bach, die toen zelden meer werd uitgevoerd. Hiermee liep zij vooruit op de Bach-renaissance. Ondanks het geringe aantal optredens bleef zij bekendheid genieten. Belangrijke musici als Felix Mendelssohn, Louis Spohr, Ignaz Moscheles en Friedrich Kalkbrenner bezochten haar wanneer zij in Nederland waren. Johann N. Hummel droeg in 1824 zijn Trois amusements en forme des caprices, opus 105, aan haar op.

In 1830 nodigde de zojuist opgerichte Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst dertien prominente Europese musici uit, onder wie Van den Bergh, om toe te treden als lid van verdienste. Officieel werden vrouwen pas in 1835 toegelaten tot deze vereniging, maar voor Van den Bergh werd kennelijk een uitzondering gemaakt. Het tweede vrouwelijke lid van verdienste werd pas in 1854 benoemd (Clara Schumann-Wieck), en het derde in 1899 (Sophia Offermans-ten Hove). In 1834 hield deze Maatschappij in Den Haag een groot, tweedaags festival. Het vermoedelijk door Van den Bergh opgerichte Haagse dames-‘Zanggenootschap’ werkte hieraan mee. Behalve dit Zanggenootschap leidde zij van 1819 tot 1821 het eerste gemengde koor van Den Haag, en daarna de Zangvereeniging, die onder haar leiding tot 1837 of 1838 heeft bestaan.

Van den Bergh, die altijd ongetrouwd is gebleven en met haar moeder in de Haagse Wagenstraat woonde, moest in haar eigen levensonderhoud voorzien. Hiertoe gaf zij ‘van de vroege morgen tot de late namiddag’ zang- en pianoles aan leden van de aristocratie, onder wie Anna Paulowna, gemalin van koning Willem II. Ook gaf zij tweemaal in de week algemene muziekleer aan welgestelde jongedames. Zij noemde dit onderricht ‘enseignement mutuel’ en gebruikte hiervoor het door haar rond 1830 geschreven instructieboek Principes de musique.

Composities

Het is moeilijk om Van den Berghs muziek te evalueren. Veel van haar composities (preludes, fuga’s, fantasieën en een strijkkwartet) zijn waarschijnlijk verloren gegaan omdat ze nooit zijn uitgegeven. De meeste van de zeven overgebleven werken dateren uit haar jonge jaren. Twee hiervan zijn geschreven ter gelegenheid van het einde van de Franse overheersing in 1813. Zoals de meeste componisten van die tijd, schreef ook Van den Bergh variaties op bekende liederen en operamelodieën, bijvoorbeeld op ‘Ein Mädchen oder Weibchen’ uit Mozarts opera Die Zauberflöte. Omstreeks 1820 componeerde zij een rondo voor pianoforte, een bravourestuk dat typerend is voor die tijd.

De muziekvorser Willem Noske (1918-1995) spoorde het interessante,  ongedateerde ‘Lied für Pianoforte’ in manuscript op. Dit solowerk, met zijn expressieve melodie in de bovenstem en een rustige begeleiding in de bas, is een ‘lied zonder woorden’, een nieuw genre dat vooral gepropageerd werd door Felix en Fanny Mendelssohn. Dit moet een van de eerste Nederlandse werken in dit genre zijn. Terwijl in haar vroege pianowerken de nadruk op virtuositeit lag, is in dit ‘Lied’ een lyrische stijl te beluisteren.

In 1840, pas 47 jaar oud, overleed Gertrude van den Bergh aan borstkanker. ‘Ware zij als soliste, gedurende het rijpe tijdperk hares levens, in de voornaamste steden van Europa opgetreden, dan zoude haar naam voorzeker nog meer bekend, en door de gehele wereld beroemd zijn geworden’ (Kist, 22). Onder veel eerbetoon werd zij in Den Haag begraven: ‘Een talrijke stoet kunstenaars, beoefenaars der toonkunst, letterkundigen en aanzienlijken geleidde het stoffelijk overschot ten grave’ (Staats Courant, 14 september 1840). Aan het graf zong een mannenkoor, begeleid door de Koninklijke Hofkapel, een koraal dat de dirigent, haar collega J.H. Lübeck, speciaal voor deze uitvaart gecomponeerd had.

Naslagwerken

Van der Aa; Gregoir; Melchior; Viotta.

Werken

  • Een kopie van de Principes de musique (z.p. z.j. [c. 1830]) en de composities bevinden zich in het Nederlands Muziek Instituut, Den Haag.
  • Discografie: Lied für piano-Forte en Rondeau pour le piano-forte, op. 3. Frans van Ruth, pianist. NM Classics 92018.

Literatuur

  • Amphion. Een Tijdschrift voor Vrienden en Beoefenaars der Toonkunst (1818) 44-48.
  • F.C. Kist, ‘Biographie Mejuffrouw G. van den Bergh’, Nederlandsch Muzykaal Tijdschrift 31 (1841) 21-23.
  • H. Metzelaar, ‘Gertrude van den Bergh’, in: Idem red., Zes vrouwelijke componisten (Zutphen 1991) 21-51.
  • H. Metzelaar, From private to public spheres: exploring women’s role in Dutch musical life from c. 1700 to c. 1880 and three case studies (Utrecht 1999).
  • H. Metzelaar, ‘Klanken van de zijlijn. De vrouw in het Nederlandse muziekleven in de achttiende en negentiende eeuw’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 23 (2003) 108-126.

Illustratie

Titelpagina van G. van den Bergh, Toch Oranje, Toch Oranje, Toch Oranje Boven! Thême avec huit variations, pour le piano-forte, composée par Mlle. G. van den Bergh [1814] (Collectie Nederlands Muziek Instituut, Den Haag).

Auteur: Helen Metzelaar

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 650

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.