Dossier Gender en Arbeid – Een meisje loos?
Het dossier Gender en Arbeid verdiept zich in genderverhoudingen op de zeventiende-eeuwse werkvloer. Dit dossier bestaat uit bijdragen van sprekers die tijdens de Nacht van de Geschiedenis op 30 oktober 2021 in het Rijksmuseum lezingen zullen geven bij diverse objecten op zaal. In dit dossier wordt een exclusief voorproefje gegeven van hun verhalen. Mocht u naar aanleiding van deze bijdragen vragen hebben voor de auteurs, bezoek dan vooral de Nacht van de Geschiedenis en ga met hen in gesprek.
Een uitbundig schilderij, en hoe langer je kijkt hoe meer gruwelijke details je ontwaart. Een schip ramt een ander schip, dat afbreekt en in brand staat. Mensen en scheepsonderdelen vliegen door de lucht. Sommige matrozen zoeken hun heil in het water, waar ze ook niet veilig blijken.
De schepen bevinden zich in de Baai van Gibraltar, en het was 25 april 1607 toen ze elkaar troffen. De grote overwinnaars van deze zeeslag waren de Nederlanders onder de leiding van admiraal Jacob van Heemskerck. Het was niet zomaar een overwinning, maar eentje midden in de Tachtigjarige Oorlog, en bovendien de allereerste keer in Spaanse wateren. Vierduizend Spanjaarden lieten het leven, tegen zo’n honderd Nederlanders; de Spanjaarden verloren twintig schepen, de Nederlanders niet één. Niet zo gek dus dat deze overwinning groots gevierd werd, in prenten, pamfletten, op munten en schilderijen, sommige jaren later vervaardigd. Het schilderij dat hier te zien is, werd in 1621 gemaakt door de Haarlemse zeeschilder Cornelis Claesz van Wieringen.
Ongezien werk
Voor dit verhaal gingen we op zoek naar vrouwen aan boord, en of we die op het schilderij terug konden vinden. Maar wat zie je eigenlijk van het werk aan boord van een schip op al die schilderijen en prenten? Ontzettend weinig. Schepen zijn in de zeventiende-eeuwse beeldcultuur een ‘black box’. Terwijl de Nederlanden lange tijd het Europese centrum waren van de maritieme kunst, zijn er tot het einde van de achttiende eeuw geen afbeeldingen waarin we echt in een schip kijken, of als kijker op het dek worden geplaatst. Er zijn dus geen afbeeldingen van het leven binnen de kajuiten, benedendeks, of van de claustrofobische omstandigheden waarin matrozen kanonnen moesten afvuren en herladen. We zien soms wel, van een gepaste afstand, figuren op het dek en in de masten, maar krijgen nooit iets te zien van de alledaagse arbeid binnen in het schip, of de helse omstandigheden op en in schepen tijdens een zeeslag. Er was (en is) in de maritieme kunst vaak meer interesse in de schepen zelf, dan voor de mensen die leefden en werkten op deze vaartuigen. De vele gedetailleerd weergegeven figuren en de confrontatie met vliegende lichaamsdelen op dit schilderij is vrij uniek, en kan worden gezien als een creatieve uitspatting van Van Wieringen.
De paradox van geheimhouding
Wat we wél weten van de situatie aan boord, komt dus uit andere, geschreven, bronnen. Reisverslagen, scheepsjournaals, administratieve en gerechtelijke stukken leveren snippers inzicht in het leven op schepen. Een enkele keer gaan die snippers over vrouwen. Enerzijds bestond er het idee dat vrouwen (net als katten overigens) op een schip ongeluk brachten, en gaat het altijd over zeemannen. Anderzijds blijkt uit sommige bronnen dat vrouwen wel degelijk meevoeren. Soms openlijk, veelal als echtgenote van. Soms stiekem, verkleed als matroos of soldaat. Vrouwen mochten niet in dienst, dat hoorde niet. De straffen bij ontdekking liepen enorm uiteen, net als de beweegredenen van deze vrouwen: omdat ze liever als man door het leven wilden gaan, zucht naar avontuur, maar vaker ontvluchten van armoede of vervolging, weg willen bij een man, of juist om bij een man in de buurt te blijven. Historici Rudolf Dekker en Lotte van de Pol hebben zo’n 120 vrouwen die als man leefden in Noordwest-Europa geïdentificeerd in allerlei bronnen. Maar hoe ontdek je zo iemand? Want dat was natuurlijk juist niet de bedoeling. Dit is precies de paradox van geheimhouding. We kennen een geheim alleen als het uitkomt, wanneer het geen geheim meer is. In het geval van vrouwen op schepen gebeurde dat ontdekken meestal als ze zich letterlijk blootgaven, bijvoorbeeld als ze gewond waren geraakt en naar de scheepschirurgijn werden gebracht, of als ze iets te veel gedronken hadden en moesten plassen. Van sommige vrouwen weten we pas uit berichten veel later dat ze ooit stiekem mee hadden gevaren, die zijn dus niet ontdekt. Dit doet ook vermoeden dat er nog veel meer vrouwen op schepen hebben gevaren dan we uit de bronnen weten.
Jurken en schurken
Maar nu weer naar het schilderij. Zien we een vrouw? Als er één figuur is die vaak voor een vrouw wordt aangezien, dan is het de persoon die onderaan, links van het propvolle roeibootje, naar beneden valt. Ze draagt een fladderende jurk. Maar zij is een hij. Dit is een katholieke geestelijke die met zijn billen bloot gaat, en op deze manier door de schilder te kakken wordt gezet. Een knipoog naar de religieuze dimensie van de Tachtigjarige Oorlog, maar ook een komisch stipje in een zee van bloed en geweld.
Een werkende vrouw op een schip zou nooit een jurk aan doen. Niet alleen werkt dat niet zo handig, maar zij wilde niet ontdekt worden, en moest dus ongezien blijven. Toch kunnen we met onze kennis van de schriftelijke bronnen anders kijken naar de maritieme schilderijen die krioelen van de zeelui: tussen al die figuren in mannenkleding waren vast niet alleen maar zeemannen te vinden.
Djoeke van Netten is universitair docent vroegmoderne geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, en verbonden aan Het Scheepvaartmuseum.
Michel van Duijnen was Johan Huizinga Fellow bij het Rijksmuseum en werkt momenteel bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Lees meer over de gewelddadige verbeelding van de Nederlandse maritieme meesters in zijn meest recente publicatie, Flying Heads and Snapping Limbs.