Historici.nl





Gepubliceerd op 22-10-2021

Dossier Gender en Arbeid – Schutters aan de slag

Het dossier Gender en Arbeid verdiept zich in genderverhoudingen op de zeventiende-eeuwse werkvloer. Dit dossier bestaat uit bijdragen van sprekers die tijdens de Nacht van de Geschiedenis op 30 oktober 2021 in het Rijksmuseum lezingen zullen geven bij diverse objecten op zaal. In dit dossier wordt een exclusief voorproefje gegeven van hun verhalen. Mocht u naar aanleiding van deze bijdragen vragen hebben voor de auteurs, bezoek dan vooral de Nacht van de Geschiedenis en ga met hen in gesprek.

Een groepje schuttersofficieren is verzameld in een antiek aandoende galerij. Ze torsen wapens zoals geweren, lansen, hellebaarden (deels buiten beeld) en een partizaan. Het vaandel van de compagnie ligt gedrapeerd over de schouder van de vaandrig. Toch lijkt het gezelschap niet meteen uitgerust voor de strijd. De officieren dragen allen uitbundig versierde kledij. Breedgerande hoeden met pluimen prijken op het krullende hoofd. Het uitdijende middel is ingesnoerd met hoogst onpraktisch ogende zijden sjerpen. Delicate kanten kragen bedekken deels de gegraveerde borstplaten. Krijgsmoed versus pronkzucht: de waarden van de Amsterdamse schutters zijn paradoxaal.

Officieren en andere schutters van wijk XVIII in Amsterdam onder leiding van kapitein Albert Bas en luitenant Lucas Conijn, Govert Flinck, 1645

Zoals elk besteld portret is het schilderij dat Govert Flinck in 1645 vervaardigde voor de compagnie van wijk XVIII een middel tot zelfrepresentatie. We kunnen hier goed vat op krijgen door het groepsportret terug te plaatsen in de specifieke, stedelijke context van de Republiek. Steden zoals Amsterdam genoten zelfbestuur, wat hen erg kwetsbaar maakte op het militaire vlak. Bovendien waren de openbare orde en veiligheid in de stad nooit gegarandeerd. Politie en brandweer zijn vrij moderne fenomenen; het aantal betaalde gerechtsdienaren en wakers in de premoderne stad was beperkt.

Het gebrek aan professionalisering van de stedelijke openbare diensten werd gecompenseerd door een sterke nadruk op burgerplicht, met name de notie dat elke volwassen man bepaalde diensten diende te verrichten voor het algemeen belang van de stad. Vanuit die idee waren in de middeleeuwen de schuttersgilden tot stand gekomen. Tijdens de Nederlandse Opstand werden die gilden omgevormd tot schutterijen, die de basis vormden van een echte burgerwacht. In principe werd iedere weerbare man tussen 18 en 60 jaar verwacht schuttersdienst te doen. In de praktijk ging het om het vervullen van een nachtwacht – die begon met het sluiten van de stadspoorten – één à tweemaal per maand, maar ook om branden blussen en oproeren neerslaan. Af en toe waren er campagnes buiten de eigen stad.

Het gaat hier niet om arbeid in de moderne zin van het woord, want de schutters werden nauwelijks vergoed. De meesten oefenden natuurlijk gewoon een beroep uit. Van een vrijetijdsbesteding was evenmin sprake, want de schutters beschouwden hun taken vaak als corvee. Vrije tijd als tegengestelde van arbeid is bovendien een begrip dat pas echt is doorgebroken toen werkdagen door de Industriële Revolutie uniformer werden. Schuttersdienst was onlosmakelijk verbonden met het lidmaatschap van de stadsgemeenschap en de collectieve plichten die dat met zich meebracht. In feite ging het om een actieve vorm van wat wij nu ‘belastingen’ noemen. Het mag dan ook niet verbazen dat schuttersdienst vaak kon worden afgekocht en dat bepaalde groepen, zoals de doopsgezinden die een afkeer hadden van wapens en eden, waren vrijgesteld – mits zij een financiële bijdrage deden.

Zoals de meeste schuttersportretten, toont het schilderij van Govert Flink, vervaardigd voor de ontvangstruimte van de kolveniersdoelen, niet de gewone schutters. We zien de officieren die het meeste prestige ontleenden aan hun functie. De voorstelling is uitgesproken hiërarchisch. De gezeten man in het zwart is kapitein Albert Bas, het hoofd van de compagnie van wijk XVIII. De andere zittende man, in zilveren tenue met sierdegen, is hypothetisch geïdentificeerd als de opvolger van Bas, Frans Pietersz Reael. Beiden houden immers een commandostaf in de hand. De gezette man in het geel met partizaan is op basis van andere portretten herkend als luitenant Lucas Conijn. Conijn wijst betekenisvol in de richting van Bas en Reael. Zij vormen immers de spil van de compagnie. De vaandrig, steeds een ongehuwde man die een beetje als uithangbord diende, staat zoals gewoonlijk eveneens prominent afgebeeld. De andere figuren zijn waarschijnlijk de sergeanten en korporaals. De man in het midden die ons recht aankijkt, houdt de hand op het hart om de trouw en eendracht onder de officieren te onderstrepen.

Het zal niet verbazen dat de officieren zich niet inlieten met het gewone wachtlopen. In de hoofdwacht beschikten ze over een eigen lokaal en in de doelengebouwen waren er aparte kapiteinskamers. Daar gaven ze zich in besloten kring vaak over aan uitgebreide banketten. Ook voor hen betekende de schutterij echter een aanzienlijke tijdsinvestering. Maar terwijl een gewone schutter aan zijn wachtdiensten en de publieke wapenschouwingen en optochten een erkenning als burger van de stad dankte, was er voor de officieren wel wat meer te rapen. De kapiteins werden vaak gerekruteerd uit de vroedschaps- en burgemeesterskringen en beschouwden hun bevelsfunctie als noodzakelijk onderdeel van een politieke carrière. Hetzelfde gold voor de luitenants of vaandrigs. Zeker in Amsterdam waren dit haast zonder uitzondering regenten of regentenzonen.

Het verbindende element tussen het kloekmoedige en het pronkerige van de befaamde schuttersstukken is dus burgerplicht, een begrip dat in de zeventiende eeuw heel specifiek betrekking had op het collectieve takenpakket van volwassen, mannelijke burgers, maar ook op de individuele eer en het prestige die ze daaraan konden ontlenen. Ondanks de gedeelde verantwoordelijkheden kende de gemeenschap van burgers namelijk een sterke sociale hiërarchie, die zich onder andere uitte in een monopolisering van de officiersfuncties in de schutterijen. Govert Flinck had dat goed begrepen. In zijn galerij van de macht kent elke schutter zijn plaats. 

Anne-Laure Van Bruaene is verbonden aan de afdeling Geschiedenis van de Universiteit Gent

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.