Historici.nl





Gepubliceerd op 26-08-2021

Hugo Grotius, overgangsfiguur tussen Renaissance en Verlichting

Aan de Nederlandse laat-humanist Hugo de Groot, of Grotius voor zijn geleerde vrienden, worden vandaag de dag zoveel studies gewijd dat het bijna ondoenlijk is die allemaal bij te houden. In het Nederlands collectieve geheugen staat vooral gegrift dat Grotius op 22 maart 1621 in een boekenkist uit slot Loevestein ontsnapte. Het 400-jarige jubileum van deze gebeurtenis heeft ook in bredere lagen van de bevolking de belangstelling voor deze geleerde weer aangewakkerd. 

Twee polen

De geschiedenis van Grotius’ reputatie zwenkt heen en weer tussen de polen van hemelhoge verering en rabiate verguizing. De Duitse geleerde Fredericus Benedictus Carpzovius, een koopman, jurist en magistraat uit Leipzig, bezat naar eigen zeggen alle werken van de ‘onvergelijkbare Grotius’. Diens standaardwerk over het oorlogsrecht bestudeerde hij zo intensief dat de marges van zijn werkexemplaar zich met aantekeningen vulden en hij hele hoofdstukken uit het hoofd kon citeren. Aangezet door een sterke afkeer van Grotius’ vrijzinnige Bijbelverklaring bewoog Carpzovius’ landgenoot Abraham Calovius zich in tegengestelde richting. In een lange en productieve carrière aan de Universiteit van Wittenberg organiseerde hij gedurende minstens tien jaar disputaties waarin hij zijn leerlingen, omstreeks 130 in getal, stelling liet nemen tegen de overwegend historische en ondogmatische exegese van de heterodoxe Hollander. Omdat deze leerlingen later als predikant, leraar en kerkbestuurder actief zullen zijn geweest, kan met recht gesteld worden dat Calovius in een grootscheepse campagne de Duitse lutheranen tegen Grotius mobiliseerde. De tekst van al die disputaties verscheen in een volumineus vierdelig werk, de Biblia illustrata (1672-1676), bij elkaar ongeveer 5800 dichtbedrukte foliopagina’s.

Hugo Grotius, olieverf op paneel, anoniem. Bovenaan de linkerzijde staat: ‘Hug[o] Grosius, Anno 1617’. Den Haag, Haags Historisch Museum

Over het algemeen kenmerkt de receptiegeschiedenis van Grotius’ werken zich door een positieve teneur. In de loop van de negentiende eeuw nam de populariteit van de toen al wereldberoemde dichter, geschiedschrijver, jurist, theoloog, politicus, briefschrijver, exegeet en polemist zelfs ongekende vormen aan, niet alleen in Nederland, maar ook daarbuiten. Groeiend Nederlands nationalisme, de opkomst van de internationale vredesbeweging en de vestiging van het internationale recht als een autonome discipline waren belangrijke factoren in dit proces. Hagiografische vertogen bestempelden het Delftse orakel, auteur van een boek over het oorlogsrecht dat naast de Bijbel op ieders nachtkastje behoorde te liggen, tot ‘vader van het natuur- en volkenrecht’. Aan deze verering is inmiddels een einde gekomen. Er is nu ook oog voor de conservatieve trekken in Grotius’ intellectuele signatuur, alsmede voor zijn bijdrage aan de vestiging van een overzees handelsimperium dat zich met wurgcontracten en de handel in slaven onherstelbaar compromitteerde. 

Titelpagina van de eerste uitgave van De iure belli ac pacis (Parijs 1625). Den Haag, Bibliotheek van het Vredespaleis

In plaats van Grotius te beschouwen als een revolutionaire baanbreker past het beter in hem een geleerde te zien die vanuit zijn positie tussen Renaissance en Verlichting ideeën opperde die later in de tijd uitgewerkt zouden worden. Zelf stelde hij: ‘Ik plant bomen die voor het nageslacht zeker vrucht zullen dragen.’ Juist zijn onmiskenbare invloed op filosofen zoals Thomas Hobbes en John Locke heeft hem in het middelpunt van de internationale geschiedbeoefening over de zeventiende eeuw geplaatst. Samen met zijn Nederlandse collega’s Christiaan Huygens, Anthoni van Leeuwenhoek en Baruch Spinoza bewerkstelligde hij dat er toch redenen zijn om die eeuw als een Gouden Eeuw aan te duiden.

Dogmatische rekkelijkheid en politieke repressie

Grotius was een conservatieve patriciër: hij wilde de historisch gegroeide, in juridische overeenkomsten vastgelegde situatie bestendigd zien, ook als die tot slavernij of absolutistisch koningschap had geleid. Maar hij combineerde dat conservatisme met een voor zijn tijd opmerkelijke verdraagzaamheid op godsdienstig gebied. Het openbare leven in een statenbond als de Zeven Verenigde Provinciën was het best gediend met een staatskerk op brede basis, die christenen van uiteenlopende pluimage in zich verenigde. Dogmatische scherpslijperij van de (volgens Grotius eigengereide) theologen maakte dit streven echter onmogelijk. Onder hun leiding fungeerde iedere confessionele gemeenschap als een bolwerk voor een uitverkoren elite met een identiek, strikt omschreven geloof. Kerkelijke eenheid was vanuit staatkundig oogpunt wenselijk, omdat de godsdienst dan de interne cohesie bevorderde en de staat levenskracht verschafte. Omdat dogmatische eensgezindheid echter een vrome illusie bleef, beschouwde Grotius een pluriform kerkelijk leven als een noodzakelijk kwaad zolang de elkaar bestrijdende confessies de door Christus en zijn discipelen gepreekte eenheid versmaadden. Om de ontwrichtende werking van de confessionele verdeeldheid te beheersen en zo mogelijk tegen te gaan, bepleitte hij suprematie van de wereldlijke overheid in kerkelijke zaken en een zorgvuldige controle vanuit de overheid op de uitingsvormen van de godsdienst binnen de staat. Dit staatspaternalisme kenmerkt Hugo de Groot als een elitaire regent tot in zijn vingertoppen. Het maakt begrijpelijk dat hij verzet opriep omdat hij dogmatische rekkelijkheid met politieke repressie combineerde.

Abraham Calovius, gravure door Leonhard Heckenauer. Het opengeslagen boek bevat een Grieks citaat uit het Evangelie van Johannes, 5:39: ‘Onderzoekt de Schriften’. Uit of na 1684. Amsterdam, Rijksmuseum

Grotius aanvaardde de waarheid van het christelijke geloof als een door God gegeven, dus op bovennatuurlijke wijze aan de mens kenbaar gemaakt samenstel van ethische regels. De streng-protestantse genadeopvatting wees hij af omdat die de persoonlijke verantwoordelijkheid van de gelovige fnuikte en iedere stimulans tot een deugdzaam leven ontmoedigde. Geloof was een werkwoord dat inhoud kreeg door God te vereren, je naaste lief te hebben en de gemeenschap te dienen. Een dergelijk ondogmatisch geloof bood ook de beste garantie voor een gezond maatschappelijk leven. Die praktische benadering van het geloof wijst op een seculariserende tendens in Grotius’ gedachtegoed. Absolute zekerheid over de waarheid van het christelijke geloof was er volgens hem niet te verkrijgen, en daarom mocht dat geloof niet met geweld gepropageerd worden. In zijn grootscheepse Bijbelcommentaar beperkte Grotius zich zo veel mogelijk tot een historische uitleg, onder meer door dat geloof af te zetten tegen antiek-heidense opvattingen. Daarbij kwam hem goed van pas dat hij een eclecticus was. Als een ekster pikte hij overal uit alle schrijvers, oud en nieuw, klassiek en christelijk, wat van zijn gading was, als hij de praktische moraal van zijn geloofs- en maatschappijvisie maar tot uitdrukking kon brengen.

Individuele rechten

Grotius was zeker geen pacifist. Om haar gezag te handhaven kon de overheid naar zijn overtuiging niet buiten de toepassing van institutioneel geweld in de vorm van lijfelijke berechting van misdadigers, ‘politionele acties’ in het kader van de zorg voor de openbare veiligheid en gewapend optreden ter handhaving van de territoriale integriteit. Grotius accepteerde het fenomeen oorlog in de politiek, maar vanuit het traditioneel overgeleverde gedachtegoed rond het thema ‘rechtvaardige oorlog’ zocht hij naar nieuwe oplossingen die los van nationaliteit, godsdienst en afkomst geldig waren. Uitgangspunt waren de persoonlijke rechten van het individu. Juist deze individuele rechten, die toepassing van geweld toestonden als andere wegen om het recht te doen zegevieren geblokkeerd waren, fungeerden als basis voor een systeem van oorlogsrecht. Zij hebben grote invloed gehad omdat zij later, in de periode van de Verlichting, werden uitgebouwd tot een onvervreemdbaar bezit waarop iedere mens aanspraak kon maken. De persoonlijke rechten waren gecentreerd rondom het idee dat ieder mens een comfortabel leven moest kunnen leiden in een goed georganiseerde maatschappij. Lijfsbehoud en het ongestoord genot van eigendommen waren voorwaarden voor zo’n comfortabel leven. Deze rechten vonden hun tegenhanger in de plicht van de medeburgers leven en bezittingen van anderen te respecteren. Christelijke deugden als mededogen, zelfopoffering en vrijgevigheid vervolmaakten dit samenstel van rechten en plichten. In Grotius’ rechtssysteem waren geweld en oorlog gerechtvaardigd, als – en alleen als – de weg naar een juridisch vergelijk geblokkeerd was. Bovendien moest oorlog steeds op de meest humane manier gevoerd worden, met een snelle vrede als enig doel. Het harde recht op gewelddadig rechtsherstel verzachtte Grotius door de plicht tot naastenliefde te beklemtonen.

Grotius ontsnapt uit Loevestein, gravure door Caspar Jacobszoon Philips naar tekeningen van Andries Schoemaker en Jacob Verstegen. Ca. 1770. Den Haag, Bibliotheek van het Vredespaleis

Het is onjuist Grotius tot de ‘vader van het natuur- en volkenrecht’ te bestempelen, want hij staat in een lange traditie die in de werken van klassieke en vroegchristelijke auteurs een aanvang nam. Maar in veel opzichten heeft hij aan de ontwikkeling van het internationale recht als een zelfstandige discipline een belangrijke bijdrage geleverd. Ook voor onze opvattingen over politiek en staat is zijn invloed onmiskenbaar groot geweest. Zo zette hij aan tot nu in het Westen algemeen geaccepteerde principes als de autonomie van het individu, de onaantastbaarheid van een particuliere levenssfeer tegenover het algemeen belang dat door de overheid behartigd wordt en de noodzaak van persoonlijke instemming als basis voor de organisatie van de staat die bevoegdheden van de individuele burgers overneemt. In een wereld die steeds meer bepaald wordt door de strijd voor gelijkwaardigheid blijft de toepassing van dit gedachtegoed van het grootste belang.

Henk Nellen doet als gastonderzoeker verbonden aan het Huygens ING onderzoek naar het leven en de werken van Hugo de Groot. Recent publiceerde hij Geen vredestichter is zonder tegensprekers: Hugo de Groot (1583-1645), geleerde, staatsman, verguisd verzoener (Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2021)

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.