Dekolonisatie en de-russificatie: Oekraïense geschiedenis drie jaar na de Russische invasie
Drie jaar geleden verraste de Russische president Vladimir Poetin vriend en vijand met de grootscheepse militaire invasie van Oekraïne. Dat geschiedenis een grote rol speelt in Ruslands oorlog tegen Oekraïne, is evident. Daags voor de invasie in 2022 toonde Poetin zich immers een uur lang geschiedenisleraar op de Russische staatstelevisie, waarop hij in een toespraak het bestaansrecht van Oekraïne en de Europese status quo van na de Koude Oorlog in twijfel trok. Voor beiden voerde Poetin historische gronden aan. Inmiddels lijkt een ander tijdgewricht aangebroken, waarbij het goed mogelijk is dat Oekraïne en Rusland gedwongen worden zich aan een onderhandelingstafel neer te leggen bij een vredesschikking of semipermanente wapenstilstand.
Dit alles doet de vraag rijzen wat drie jaar grootschalig militair conflict heeft betekend voor de Oekraïense geschiedenis. Van belang hierbij is dat sinds het begin van de oorlog in 2014 (de annexatie van de Krim en de Russische inmenging in de Donbas waren oorlogsdaden) vanuit Oekraïne een roep om een andere omgang met geschiedenis is uitgegaan. Wat begon als een decommunisatie van de Oekraïense geschiedenis verwerd na 2022 tot een de-russificatie en inmiddels zelfs dekolonisatie. Ook historici, slavisten en andere wetenschappers uit Europa en de Verenigde Staten kwamen tot de conclusie dat onze blik op het oosten van Europa in het verleden vaak (onbedoeld) sterk gekleurd was door een Russische bril. Dit maakte dat bovenstaande modewoorden uit Oekraïne ook betrokken werden op westerse wetenschapsbeoefening.

De Oekraïense president Volodymyr Zelensky rijkt onderscheidingen uit aan nabestaanden van gesneuvelde militairen in de oorlog tegen Rusland op de herinneringsdag voor de overwinning op het nazisme (8 mei 2024). Bron: https://www.president.gov.ua/news/haj-nikoli-z-lyudskoyi-pamyati-ne-znikayut-ti-chiya-smilivis-90753; afbeelding onder Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivatives 4.0 International.
Sinds ongeveer het begin van deze eeuw kende Oekraïne een sterke politieke polarisatie rondom geschiedenis. Politici gebruikten contrasterende Oekraïens nationalistische en neo-Sovjetperspectieven om bewust politieke verschillen te creëren en het electoraat te (de)motiveren rondom de stembusgang. Het Oekraïense nationalistische verhaal was gebaseerd op een perspectief van vrijheidsstrijd, het neo-Sovjetverhaal legde de nadruk op Oekraïens-Russische broederschap en de gezamenlijke strijd tegen en overwinning op de nazi’s in de Grote Vaderlandse Oorlog. Ruslands optreden in 2014 veranderde dit sterk: agressie tegenover Oekraïne vormde een sterke samenbindende factor in de Oekraïense samenleving, die na 2022 enkel sterker werd. Bovendien veranderde de samenstelling van het Oekraïense electoraat door de annexatie van de Krim en de de facto verwijdering van grote delen van de Donbas uit de Oekraïense staat, waardoor de aanhang van het neo-Sovjetverhaal kromp. President Porosjenko, die in 2014 na de omwenteling van de Euromaidan verkozen werd tot president, voerde dan ook een politiek die gericht was op nationalisatie. Geassisteerd door de omstreden historicus Volodymyr Viatrovytsj, die directeur werd van het Oekraïens Instituut voor Nationale Herinnering (OeINP), voerde Porosjenko in 2015 een viertal decommunisatiewetten in. Deze verboden communistische en nazi-symboliek (317-VIII), vervingen de herinneringscultuur van de ‘Grote Vaderlandse Oorlog, 1942-1945′ met de ‘Tweede Wereldoorlog 1939-1945′ (315-VIII) en regelden de herinnering aan de ‘strijd voor Oekraïense onafhankelijkheid in de twintigste eeuw’ (314-VIII). Kort samengevat: Sovjetvisies op de Oekraïense geschiedenis werden bij wet vervangen door Oekraïens nationalistische visies. Hierbij vond ook problematische verering plaats van helden met minder frisse geschiedenissen in de jaren ‘30 en ’40. Bovendien was het achterliggende narratief op meerdere punten inconsistent. Lichtpuntje in het geheel was dat de archieven van de KGB in Oekraïne volledig openbaar werden (316-VIII). Het totaalpakket van wetgeving leidde bij invoering tot forse kritiek van internationale historici, omdat dit democratische vrijheden in gevaar kon brengen.
Porosjenko’s nationalistische geschiedpolitiek hielp hem in 2019 niet aan zijn herverkiezing. Volodymyr Zelensky won de presidentsverkiezingen overtuigend en werd ook de eerste Oekraïense president wiens eigen partij een meerderheid verkreeg in het parlement. Zelensky, die Russischtalig opgroeide en een seculier Joodse achtergrond heeft, was een representant van de eerste generatie die min of meer in het onafhankelijke Oekraïne was opgegroeid. Hij stond een heel ander Oekraïne voor: een gemeenschap waartoe je kon behoren ongeacht etnische of religieuze afkomst en ongeacht welke taal je sprak. Of zoals Zelensky het in zijn nieuwjaarstoespraak van 2020 verwoordde: een land “waar het niet uitmaakt bij welk monument je wacht op het meisje op wie je verliefd bent. Als we de toekomst maar op eenzelfde manier zien, moet het ons verenigen”. Met andere woorden, Zelensky stond een Oekraïne voor waarop je trots kunt zijn vanwege de kansen die het land zijn burgers biedt. Deze boodschap was bovendien consistent met de visie die Zelensky, vóór zijn politieke carrière, als professioneel komiek op het podium en televisie bracht. Hij vertolkte het geluid van een nieuwe generatie die iets anders wilde. Bovendien beloofde Zelensky vrede. Dit vertaalde zich in de politiek: Viatrovytsj werd ontslagen en zijn opvolger, Anton Drobovytsj, werd met een open sollicitatieprocedure geworven. Onder Drobovytsj bleef het beleid van het OeINP gericht op een narratief van nationale bevrijding, maar de scherpe kantjes gingen ervan af en er kwam meer ruimte voor perspectieven van kleinere minderheden, zoals de Krim-Tataren.
Het is in dit licht ironisch te noemen dat juist Zelensky de klap van de Russische invasie van 2022 moest opvangen. De invasie zorgde ervoor dat het etnonationalistische verhaal in de samenleving groeide. Hierbij wordt Ruslands agressie tegenover Oekraïne nu begrepen als neokolonialisme en is wat in 2014 werd verkocht als ‘decommunisatie’ nu ‘dekolonisatie’ en ‘de-russificatie’ geworden. De decommunisatiewetten uit 2015 hebben model gestaan voor een wet die ‘Russische imperialistische naamgeving’ uit de Oekraïense publieke ruimte moest verwijderen en een tweetal wetsvoorstellen (2022-7721 & 2022-7721-1) die een nog veel verdergaande strekking hebben omdat ze betrekking hebben op het geheel van de publieke ruimte, cultuur, onderwijs, massamedia en kunsten. Net als op de wetten uit 2015, kan hier fundamentele kritiek op gegeven worden, omdat de wetgeving in potentie een aantasting kan zijn op democratische vrijheden.
Een interessante waarneming hierbij is dat zowel de Oekraïense staat als Oekraïense historici zich een duidelijk dekolonisatiediscours aanmeten, geïnspireerd door ontwikkelingen in westerse geschiedschrijving en publieke discussies. Hierbij kunnen de nodige vragen worden gesteld: is imperiale Russische en Sovjetpolitiek vergelijkbaar met westers kolonialisme buiten Europa? En mogen Russisch en Sovjet-imperialisme volledig gelijkgesteld worden? Er zijn duidelijke overeenkomsten: 19e-eeuwse Russische literatuur, bijvoorbeeld Poesjkin, heeft duidelijke oriëntalistische trekken. Maar er zijn ook verschillen: in zowel het Russische rijk als de Sovjet-Unie konden Oekraïners opklimmen naar de hoogste regionen van de macht. Er is ook een conceptueel verschil: waar het westerse dekolonisatiediscours gepaard gaat met een afwijzing van de natie, wordt het in Oekraïne juist begrepen als versterking en emancipatie daarvan.
Dit alles vraagt om verregaand onderzoek en om debatten tussen westerse en Oekraïense historici. Dergelijke debatten zouden voor westerse historici kunnen leiden tot een ander (en allicht beter) begrip van de aard van kolonialisme en dekolonisatie en tot een kritischer begrip en gebruik van concepten verbonden aan dekolonisatie door Oekraïense historici en samenleving. Een obstakel voor zulke discussies blijft de relatieve onbekendheid van westerse historici met Oekraïne. Hierin zijn positieve ontwikkelingen geweest sinds 2022; de intentie tot verandering en leren is zeker aanwezig. Het is bijvoorbeeld mogelijk geworden om Oekraïens te leren. Niet onbelangrijk: Oekraïense perspectieven zijn toegankelijker geworden door literatuur in vertaling én het werk van Oekraïense historici dat voorheen enkel voor specialisten met taalkennis toegankelijk was. Noemenswaardig hierin is de globale geschiedenis van Oekraïne van de liberale Oekraïense historicus Jaroslav Hrytsak.[1] Internationale, en Nederlandse (bijv. UvA en RuG[2]) initiatieven aan westerse universiteiten zijn daarin bemoedigend. Uitdagingen blijven echter bestaan, zowel in intellectuele als in praktische zin: de voorgenomen bezuinigingen op het hoger onderwijs in Nederland vormen een bedreiging voor de toch al schaarse middelen voor dergelijke initiatieven.
[1] In 2022 het Oekraïens gepubliceerd onder de titel Podolaty mynule: hlobalna istoria Oekrajiny [Het verleden overwinnen. Een globale geschiedenis van Oekraïne]((2022) en in 2023 in Engelstalige vertaling verschenen als Ukraine. The Forging of a Nation .
[2] Waarvan de auteur dezer mede-initiatiefnemer is