Historici.nl





Gepubliceerd op 06-10-2022

Dossier Ecogeschiedenis – Blog: Gasboringen vanuit de luie stoel. De Groningse gaswinning door de ogen van een voormalig NAM-ingenieur

Al in 2016 onthulde onderzoek van de NOS dat het Ministerie van Economische Zaken in 2005 geheime afspraken maakte met Shell en Exxon, die hen toestonden om tot na 2020 op hoog niveau gas te produceren in Groningen. Onlangs maakte de parlementaire enquête naar de Groningse gaswinning duidelijk dat de hoofdrolspelers, zelfs na de grote aardbeving van 2013 in Huizinge, geld verdienen boven de veiligheid van de Groningers stelden. Het thema van de summer school 2022 van de Onderzoekschool Politieke Geschiedenis kon daarom niet beter gekozen zijn: een politieke benadering van milieugeschiedenis, toegepast op de Groningse gaswinning.

Met zo’n twintig studenten probeerden we te begrijpen waarom de Groningse gaswinning zo lang als niet-politieke kwestie werd gezien en op wat voor manier milieuveranderingen door politieke keuzes worden gedreven. In groepjes interviewden we enkele relevante spelers in de Groningse kwestie. Wij spraken met oud-Shell-NAM-ingenieur Gerrit Wigger, die ons vertelde dat winstbejag en onveiligheid tot in de haarvaten van de NAM doordrongen waren.

Welke impact heeft de bedrijfscultuur op het verloop van milieuveranderingen, zoals de aardbevingen in Groningen? De NAM neemt een centrale positie in de gaswinning in, wat het bedrijf ook vanuit politiek oogpunt zeer interessant maakt. Hoewel de archieven van de aardoliemaatschappij hierover niet bepaald toegankelijk zijn, konden we, onder anderen via oud-werknemer Wigger, een inkijkje krijgen op de werkvloer vanaf het midden van de jaren tachtig tot 2010. Natuurlijk zouden we nog meer mensen als Wigger moeten horen om onze bevindingen te staven, maar we willen hier graag zes aandachtspunten voor verder onderzoek aanstippen.

Aardgasveld te Slochteren officieel in gebruik gesteld. Mr. Fock en drs. de Pous tijdens het in bedrijf stellen van de toren, 25 juli 1963. Bron: Wikimedia

De werkvloer: mentaliteit en materialiteit

Een paar jaar nadat hij in Groningen Chemische Technologie had gestudeerd, wilde Wigger graag meer van de wereld zien, met het milieu bezig zijn (hij was dol op biologie) en geld verdienen. Dat kon bij Shell. Na enkele jaren in Nieuw-Zeeland en op offshore-installaties in de Noordzee kwam hij uiteindelijk begin jaren negentig als leidinggevende terecht bij de NAM in Groningen. Daar kwam Wigger mensen tegen, van hoog tot laag, die eigenlijk dezelfde bedoelingen hadden als hij: spannend technisch werk doen en bijdragen aan de Nederlandse welvaart, maar vooral ook snel promotie maken en geld verdienen. Volgens Wigger waren de controlekamers van gasputten zelfs zo ingericht dat operators met zo min mogelijk inzet, zo snel mogelijk promotie konden maken. ‘Je kon het [werk] vanuit een zetel doen. (…) Rustig achterover zitten, maar ook rustig op het pensioen wachten en rustig op een promotie wachten.’

Elke indicatie van een probleem kon een gevaar voor je carrière betekenen, want veiligheid was onderdeel van je beoordeling. Sommige leidinggevenden wilden zo graag hogerop komen, dat ze de computersystemen omzeilden wanneer er een probleem was met de gasput. Het werk draaide om zo veel mogelijk ‘groene stoplichten’ en zo veel mogelijk blijven produceren. Toen Wigger de rapporten van anderen doornam en zag dat het niet klopte, verlinkte hij zijn collega’s niet. ‘Dat deed je niet.’ Het ging pas schuren toen een frauderende collega promotie kreeg op basis van goede veiligheidscijfers. De informele persoonlijke verhoudingen op de werkvloer speelden wellicht ook een rol bij het welhaast neutraliseren van het onderbezette Staatstoezicht op de Mijnen. Deze dienst was sinds de jaren zestig belast met het controleren van de veiligheid van het gasnetwerk, maar als de inspecteurs vanuit Den Haag langskwamen, lagen de formulieren volgens Wigger doorgaans al klaar. Ze hoefden alleen een handtekening te zetten en daarna werden ze snel doorgeloodst naar de lunch. Vanwege het personeelstekort en de stapels werk konden de inspecteurs ook niet heel veel meer doen.

Kennisvorming en paternalisme

Vanaf begin jaren zestig bouwde de NAM snel veel gasputten, misschien te snel en te veel. Het bedrijf had namelijk nog veel te leren. Zo vertelde Wigger dat pas na twintig jaar bekend werd dat de afsluitende zoutlagen in de gasvelden lang niet zo stabiel waren als aanvankelijk werd gedacht. Die zoutlagen gedroegen zich op die diepte namelijk niet als vaste materie, maar als een vloeistof, wat bevingen veroorzaakte. Een aanvullende reden waarom het bestuur zich de aardbevingsproblematiek zo lang niet aantrok, zou de betrekkelijk trage kennisvorming kunnen zijn. Dat zagen we bijvoorbeeld ook terug tijdens de parlementaire enquête naar de gaswinning, toen onthuld werd dat er bij Economische Zaken ten tijde van de aardbeving in Huizinge vrijwel niemand rondliep met geologische kennis.

De meeste NAM-werknemers waren, zoals gezegd, minder geïnteresseerd in veiligheid dan in hun eigen positie. Shell-NAM voorzag hen van een auto, reiskostenvergoeding en in sommige gevallen zelfs van huisvesting. Zo werden werknemers loyaal aan of in ieder geval afhankelijk van het bedrijf, waardoor ze hun mond minder snel open durfden te trekken. Het bedrijfspaternalisme bereikte zijn hoogtepunt toen Shell-NAM ten tijde van de kabinetten-Lubbers het stemadvies gaf op het CDA te stemmen, omdat deze partij het beste zou zijn voor de onderneming.

Tekst gaat verder onder de afbeelding.

Een huis in Winsum wordt gerepareerd vanwege aardbevingsschade. Beeld: Pierre Crom

Bedrijfsdiscours en geo-politiek

Uiteindelijk trok Wigger in 2009 wel zijn mond open over de onveilige situatie in veel Groningse gasvelden, al wilde de bedrijfsleiding daar niets van weten. Het uitgangspunt was: ‘Wij zijn veilig.’ De veiligheidsrapporten zouden dat moeten hebben bevestigd, maar de betrouwbaarheid daarvan is twijfelachtig. Volgens Wigger wilde de directie dat de lichten zo veel mogelijk op groen stonden, omdat dat het bedrijf en de Nederlandse staat uiteraard het meeste geld opleverde.[1] Hij voegt eraan toe dat een gewone werknemer van een multinational als Shell-NAM vrij weinig macht heeft, waardoor kritische geluiden over mogelijke onveiligheid verstommen.

Maar er speelt nog meer. Nadat Wigger in 2010 ontslagen werd omdat hij de onveiligheid aankaartte, zette hij zich in om een oplossing te vinden voor het gasprobleem. Hij stelde voor om de velden vol water te pompen om de druk gelijk te houden en zo vrijwel al het gas uit het gasveld te kunnen halen, waarna met methanol via de oude gasleidingen CO2-neutrale aardwarmte en elektriciteit konden worden geproduceerd. Oud-collega’s waren naar eigen zeggen enthousiast over het idee, en ook de NAM leek positief, maar waarom werd het (vooralsnog) niet geïmplementeerd? Wigger noemt geo-politiek als verklaring: een sterke lobby van bedrijven zoals General Electric en Siemens om hun (dure) compressoren te blijven gebruiken, die de druk in de gasvelden stabiel houden en de gaswinning rekken. De rol van dergelijke lobby’s in de Groningse gaskwestie en de Nederlandse democratie vereist absoluut meer onderzoek.

De dagelijkse werkzaamheden bij de NAM zijn van grote waarde voor een politieke benadering van milieugeschiedenis. In plaats van naar de aarde zelf te kijken, geeft de NAM-werkvloer inzicht in hoe bepaalde denkbeelden zich hebben ontwikkeld. Een voorbeeld hiervan is de relatie tussen gaswinning en de Nederlandse verzorgingsstaat, en hoe NAM-ingenieurs zich daartoe verhielden. Wigger zelf vindt dat de economische zegen van het gas eigenlijk niet opweegt tegen de milieu-impact en ziet het als een vloek.

Je kunt niet stellen dat enkel de werkvloer zelf, waar problemen omwille van geld en zekerheid genegeerd werden, tot de aardbevingen heeft geleid. Vermoedelijk drukte een verbond van overheid, NAM en multinationals binnen en buiten het gasbedrijf zijn visie van veiligheid en welvaart door. Daardoor delfden critici als Wigger het onderspit, en konden buitenstaanders, zoals milieuorganisaties, al helemaal niet meepraten. Zo kan de bedrijfscultuur van een grote speler als de NAM bepalend zijn voor de manier waarop milieuproblemen worden gedefinieerd, erkend en behandeld.

Gerrit Wigger heeft toestemming gegeven om dit interview te gebruiken.

Paul van Dijk is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, Laura Brinkhorst aan de Radboud Universiteit Nijmegen en Imre Rossel volgt een onderzoeksmaster Geschiedenis aan de Universiteit Leiden.

[1] Niet alleen het Ministerie van Economische Zaken zou hebben aangedrongen op gasproductie, maar ook verschillende gedeputeerden van de provincies en zelfs lokale wethouders.


Alle artikelen van Paul van Dijk Laura Brinkhorst en Imre Rossel
Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.